ARTIKEL III

1. Alcoholhoudende stoffen welke aan de alcoholaccijns zijn onderworpen en bij het in werking treden van deze wet aanwezig zijn in of in vervoer zijn naar enige opslagplaats, zijn onderworpen aan een navordering van accijns: a. indien de hoeveelheid alcoholhoudende stoffen, ongeacht het alcoholgehalte, per opslagplaats niet meer bedraagt dan 3500 liter, ten bedrage van f 170,- per hectoliter alcoholhoudende stof, ongeacht het alcoholgehalte; b. indien de hoeveelheid alcoholhoudende stoffen, ongeacht het alcoholgehalte, per opslagplaats meer bedraagt dan 3500 liter, ten bedrage van f 567,- per hectoliter absolute alcohol bij een temperatuur van 20 graden Celsius. 2. Met afwijking van het eerste lid zijn alcoholhoudende stoffen, waarvoor een beperkte vrijstelling van accijns geldt, onderworpen aan een navordering van accijns: a. indien de hoeveelheid alcoholhoudende stoffen, ongeacht het alcoholgehalte, per opslagplaats niet meer bedraagt dan 2000 liter, ten bedrage van f 124,- per hectoliter alcoholhoudende stof, ongeacht het alcoholgehalte; b. indien de hoeveelheid alcoholhoudende stoffen, ongeacht het alcoholgehalte, per opslagplaats meer bedraagt dan 2000 liter, ten bedrage van f 186,- per hectoliter absolute alcohol bij een temperatuur van 20 graden Celsius. 3. Het eerste en het tweede lid vinden geen toepassing: a. voor een hoeveelheid alcoholhoudende stoffen, aanwezig in een opslagplaats, met inbegrip van de daarheen in vervoer zijnde hoeveelheid, van ten hoogste 500 liter, of, ten aanzien van alcoholhoudende stoffen waarvoor een beperkte vrijstelling van accijns geldt, van ten hoogste 750 liter, een en ander ongeacht het alcoholgehalte; b. voor alcoholhoudende stoffen waarvoor een gehele vrijstelling van accijns geldt; c. voor alcoholhoudende bonbons, tabletten, repen en dergelijke van chocolade of ander suikerwerk; d. voor zwak-alcoholische dranken, als zijn bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet (Stb. 1964, 386). 4. De alcoholhoudende stoffen welke binnen een maand na het in werking treden van deze wet worden aangetroffen in een opslagplaats, alsmede de alcoholhoudende stoffen welke in die maand uit die opslagplaats blijken te zijn afgeleverd of aldaar blijken te zijn verbruikt, worden geacht reeds bij het in werking treden van deze wet in die opslagplaats aanwezig of daarheen in vervoer te zijn geweest. 5. Voor de toepassing van deze wet worden onder alcoholhoudende stoffen mede verstaan stoffen, houdende andere alcoholen dan ethylalcohol, waarvan krachtens artikel 82a van de Wet op de accijns van alcoholhoudende stoffen accijns wordt geheven.

ARTIKEL IV

1. Onder opslagplaats wordt verstaan elk gebouw of terrein niet behorende tot een branderij, distilleerderij van de eerste klasse, bergplaats van alcoholhoudende stoffen of entrepot. Indien niet blijkt, dat een met alcoholhoudende stoffen geladen vervoermiddel onderweg is naar een opslagplaats, wordt zodanig vervoermiddel eveneens als een opslagplaats aangemerkt. 2. Opslagplaatsen welke in dezelfde gemeente in gebruik zijn bij eenzelfde persoon, worden te zamen als één opslagplaats aangemerkt.