2. De ingevolge het vorige lid verhoogde grondslagen treden in de plaats van de grondslagen genoemd in artikel 10 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, met dien verstande dat de verhoging voor de toepassing van de artikelen 11 en 11a van die wet geacht wordt niette hebben plaatsgevonden. 3. Bij elke herziening van de grondslagen op grond van het bepaalde in artikel 11a van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet met ingang van een na 1 januari 1980 gelegen datum worden bij algemene maatregel van bestuur de krachtens het eerste lid verleende toeslagen met ingang van de datum van die herziening verminderd, indien en voor zover de koopkrachtontwikkeling van de uitkeringsgerechtigden ingevolge die wet, bezien tegen de achtergrond van het doel van de toeslagen, daartoe ruimte biedt. 4. De ingevolge het vorige lid herziene grondslagen treden in de plaats van de grondslagen, genoemd in artikel 10 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, met dien verstande dat de verhoging voor de toepassing van de artikelen 11 en 11a van die wet geacht wordt niet te hebben plaatsgevonden. 5. De in artikel 10, vijfde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet bedoelde grondslagen worden op en na 1 januari 1980 nader vastgesteld op het bedrag, dat wordt gevormd door de in dat lid bedoelde grondslag vermeerderd met een toeslag welke wordt vastgesteld naar evenredigheid van de in het eerste lid bedoelde, eventueel ingevolge het vierde lid herziene, toeslag op de in artikel 10, tweede lid, genoemde grondslag. 6. Zodra de in dit artikel bedoelde toeslagen tot nihil zijn verminderd vervalt dit artikel.

ARTIKEL XV

Over de periode van twaalf maanden, voorafgaande aan mei 1980, bedraagt de vakantie-uitkering, in afwijking van het bepaalde in artikel 53, eerste lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, voor zover deze betrekking heeft op het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop recht bestond in de maanden mei 1979 tot en met december 1979, 7 pet.

HOOFDSTUK V. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

ARTIKEL XVI

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1977, 492) 3 wordt gewijzigd als volgt:

A. In artikel 14, derde lid, wordt «met inachtneming van de hieromtrent door Onze Minister te stellen regelen» vervangen door: overeenkomstig het gestelde in artikel 14a. B. Na artikel 14 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 14a. 1. Het minimumdagloon, bedoeld in artikel 14, derde lid, wordt zodanig vastgesteld, dat de netto-arbeidsongeschiktheidsuitkering bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer gelijk is aan het netto-minimumloon. 2. Onder netto-arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in het vorige lid, wordt verstaan een bedrag, gelijk aan 21,75 maal de arbeidsongeschiktheidsuitkering per dag, vermeerderd met de daarover berekende uitkering als bedoeld in artikel 59b, beide na aftrek van de daarvan in te houden premies ingevolge de sociale verzekeringswetten, het daarvan in te houden bedrag als bedoeld in artikel 79a en de daarvan in te houden loonbelasting. De in te houden premies ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet en de in te houden loonbelasting worden berekend met toepassing van de groene loonbelasting- en premietabellen voor een in tariefgroep 4 ingedeelde werknemer.