Ingevolge artikel 42, tweede lid, onder a, onderscheidenlijk artikel 45, derde lid, van de wet moet bij algemene maatregel van bestuur onder meer worden geregeld welke gegevens of bescheiden moeten worden overgelegd bij een aanvrage om een verklaring als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder b onderscheidenlijk artikel 45, eerste lid, onder b van de wet. In artikel 7 van het onderhavige besluit is daaraan uitvoering gegeven. De inhoud van deze bepaling komt overeen met artikel 7 van het Besluit buitenslands gediplomeerde verpleegkundigen. Het overleggen van de betrokken documenten wordt verlangd opdat een zo goed mogelijk beeld kan ontstaan van de vakbekwaamheid van de aanvrager. Het overleggen van de documenten (f en g) wordt verlangd om de uitoefening van de bevoegdheid beschreven in artikel 42, eerste lid, van de wet mogelijk te maken.

Gelet op artikel 42, tweede lid, onder b, van de wet moet bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald welke bewijsstukken moeten worden overgelegd door buitenslands gediplomeerden die een aanvrage om inschrijving in een register indienen.

Voor zover het een aanvrage betreft van personen die een verklaring als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder b, van de wet hebben verkregen, zijn alle noodzakelijke bewijsstukken al aan de minister overgelegd bij de aanvrage om die verklaring (zie artikel 7 van het onderhavige besluit). Het is dan niet nodig deze bij de aanvrage om inschrijving in het register opnieuw over te leggen. In het Registratiebesluit BIG, waarin onder meer wordt geregeld welke bescheiden bij de aanvrage om inschrijving in het register moeten worden verstrekt, ontbreekt derhalve de verplichting om bewijsstukken als bedoeld in artikel 7 van het onderhavige besluit, bij het aanvraagformulier over te leggen.

Degenen die een overeenkomstig artikel 41, eerste lid, onder a, van de wet aangewezen diploma bezitten, dienen behalve het originele exemplaar van het diploma, een fotokopie van de persoonsgegevens die in het paspoort zijn opgenomen over te leggen, alsmede een verklaring dat de betrokkene niet ingevolge een in het buitenland gegeven strafrechtelijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend de bevoegdheid tot beroepsuitoefening heeft verloren. Een en ander is bepaald in artikel 8, eerste lid, van het onderhavige besluit.

Het ligt in de rede dat ook degene die een EG-verklaring als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder c, van de wet heeft verkregen, bij zijn aanvrage om inschrijving in het register een verklaring moet overleggen dat hij niet ingevolge een in het buitenland gegeven strafrechtelijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend de bevoegdheid tot de beroepsuitoefening heeft verloren. Dit wordt bepaald in artikel 8, tweede lid, van het onderhavige besluit. Het getuigschrift hoeft in de fase van de aanvrage om inschrijving in het register niet meer te worden overgelegd. Dat is geregeld in het Registratiebesluit BIG. In de Regeling aanvraag, stage en proeve EG-verklaringen volksgezondheid is bepaald dat de aanvrager van een EG-verklaring het getuigschrift moet overleggen aan de minister. De minister kent het getuigschrift dus al op het moment van de aanvrage om inschrijving in het register.

Vóór het in werking treden van het onderhavige besluit voor alle artikel-3- en artikel-34-beroepen gold de wet voor de betrokken materie al gedurende enige tijd voor het beroep verpleegkundige. In deze periode voorzag het Besluit buitenlands gediplomeerde verpleegkundigen voor dat beroep in de betrokken materie. Dit besluit wordt nu bij artikel 9 van het onderhavige besluit ingetrokken.

Het kan zich voordoen dat een buitenslands gediplomeerde bepaalde in het onderhavige besluit bedoelde bescheiden niet kan overleggen.