dieren of het bouwrijp maken van een stuk grond voor de bouw van een boerderij is echter niet zo'n direct verband.

Artikel 1:2, onderdeel g

Voor de omschrijving van het begrip mijnbouwinstallatie wordt in het artikellid-onderdeel verwezen naar de betreffende bepalingen in het Mijnreglement 1964 en het Mijnreglement continentaal plat. Onder een mijnbouwinstallatie in de zin van artikel 1 van het Mijnreglement 1964 wordt verstaan:

a. een op of boven de bodem van een oppervlaktewater geplaatste inrichting voor het door middel van een diepboring instellen van een mijnbouwkundig onderzoek of het winnen van delfstoffen; b. een samenstel van op of boven de bodem van een oppervlaktewater geplaatste inrichtingen, waarvan er ten minste één aan de onder a gegeven omschrijving voldoet.

In artikel 1, eerste lid, van het Mijnreglement continentaal plat wordt een zelfde omschrijving gegeven als in artikel 1 van het Mijnreglement 1964, zij het met een toespitsing op het continentaal plat.

Doordat in de betreffende omschrijvingen de bewoordingen «op of boven de bodem van een oppervlakte/continentaal plat» voorkomen, gaat het dus om de zogenoemde boor- en winnings- of produktieplatforms.

Artikel 1:3

De aanwezigheidsdienst en het piket zijn aanvullingen op de consignatie van artikel 5:11 van de Arbeidstijdenwet. Bij beide vindt een verbijzondering plaats van de consignatie, in die zin dat de werknemer tijdens de consignatie aan de arbeidsplaats gebonden is (zie artikel 1:2, onderdelen c en d). In het kader van de Arbeidstijdenwet staat die binding aan de arbeidsplaats gelijk aan arbeid en is daarmee arbeidstijd. Artikel 1:3, tweede lid, bepaalt, dat de (arbeids)tijd waarop er uitsluitend sprake is van verplichte aanwezigheid en er geen werkzaamheden worden verricht tijdens een aanwezigheidsdienst of piket, als rusttijd mag worden beschouwd. Door de gelijkstelling van deze arbeidstijd met rusttijd wordt bereikt, dat het opleggen van een aanwezigheidsdienst of piket mogelijk is binnen de arbeids- en rusttijdnormen die in paragraaf 5.2 van de Arbeidstijdenwet zijn gesteld.

HOOFDSTUK 2. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE WET

Algemeen

Artikel 2:1, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur de wet geheel of gedeeltelijk niet op een arbeidsverhouding van toepassing te verklaren. Die uitzondering dient zijn verklaring te vinden in de arbeid zelve of in de omstandigheden waaronder die arbeid wordt verricht. Bovendien biedt artikel 2:7, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet de mogelijkheid de toepasselijkheid van de wet uit te breiden naar die personen, die niet als werkgever of werknemer in de zin van de Arbeidstijdenwet in een arbeidsverhouding werkzaam zijn. Die uitbreiding dient noodzakelijk te zijn ter voorkoming van ernstig gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen. In paragraaf 2.1 van het Arbeidstijdenbesluit zijn de bepalingen opgenomen, die berusten op artikel 2:1, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet. Paragraaf 2.2 van dit besluit bevat de bepalingen op basis van artikel 2:7, eerste lid, van de wet.