kunnen hun collectieve regeling namelijk zodanig aanpassen, dat de Arbeidstijdenwet wel voor de expiratiedatum (of 1 januari 1997) in werking kan treden. Het tijdstip waarop die aanpassing van die collectieve regeling ingaat, is dan ook het tijdstip waarop de Arbeidstijdenwet voor hen in werking treedt. Ook collectieve regelingen voor onbepaalde tijd die in 1996 gewijzigd worden, zullen op deze wijze reeds op het tijdstip waarop die wijziging ingaat onder de toepasselijkheid van de Arbeidstijdenwet komen.

Artikel II

Dit artikel draagt er zorg voor, dat het Arbeidstijdenbesluit tegelijk met de Arbeidstijdenwet in werking treedt. Voor de arbeidsorganisatie waar op grond van artikel I de Arbeidstijdenwet gaat gelden, gaat dus op grond van artikel II op hetzelfde tijdstip het Arbeidstijdenbesluit gelden.

Artikel III

Zolang het Arbeidsomstandighedenbesluit nog niet in werking is getreden, blijft het op artikel 9o van de Arbeidswet 1919 berustende Arbeidsbesluit jeugdigen, dat daarin wordt opgenomen, van kracht. De overige in dit artikel genoemde bepalingen van de Arbeidswet 1919 hangen met het Arbeidsbesluit jeugdigen samen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert