Artikel 89

1. Aan de adspirant die tegen het einde van de basisopleiding niet voldoet aan de eisen van bekwaamheid en geschiktheid, wordt eervol ontslag verleend met ingang van de dag, volgend op die waarop de basisopleiding is voltooid. 2. Aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die tegen het einde van de proeftijd, bedoeld in artikel 3, tweede lid, niet voldoet aan de eisen van bekwaamheid of geschiktheid, wordt eervol ontslag verleend met ingang van de dag, volgend op die waarop de proeftijd is verstreken. 3. Aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve of andere taken ten dienste van politie dan wel de ambtenaar, werkzaam bij het LSOP, die tegen het einde van de proeftijd, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, niet voldoet aan de eisen van bekwaamheid of geschiktheid, wordt eervol ontslag verleend met ingang van de dag, volgend op die waarop de proeftijd is verstreken. 4. Aan de adspirant die gedurende de basisopleiding en de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve of andere taken ten dienste van de politie, of de ambtenaar werkzaam bij het LSOP, die gedurende de proeftijd niet de geschiktheid blijkt te bezitten die voor de dienst wordt vereist, kan eervol ontslag worden verleend, mits een opzeggingstermijn in acht wordt genomen van: a. drie maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste twaalf maanden ononderbroken in dienst is geweest; b. twee maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste zes maanden maar korter dan twaalf maanden ononderbroken in dienst is geweest of c. één maand, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand korter dan zes maanden ononderbroken in dienst is geweest. 5. Het ontslag kan, al dan niet op aanvraag van de ambtenaar, ingaan vóór de afloop van de opzeggingstermijn. Indien dit niet op aanvraag van de ambtenaar geschiedt, wordt hem over de tijd die aan de opzeggingstermijn ontbreekt, een bedrag uitbetaald gelijk aan de laatstgenoten bezoldiging, vermeerderd met de vakantieuitkering, berekend op voet van hoofdstuk 6 van het Besluit bezoldiging politie. C. In artikel 99 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In het eerste lid wordt na de woorden «Ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie 1958» het woord «of» vervangen door een komma. 2. In het eerste lid wordt na de woorden «officier der rijkspolitie,» de volgende zinsnede ingevoegd: of artikel VII van het Besluit van 24 juni 1992, houdende wijziging van het Ambtenarenreglement voor de rijkspolitie 1975, het Ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie 1958, het Bezoldigingsreglement politie 1958, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1984 en het Besluit overleg en medezeggenschap politie in verband met het tot stand brengen van een eenvormige rechtspositie voor alle politieambtenaren. 3. Aan het slot van het eerste lid vervallen de woorden «gedurende vier jaar na die datum». 4. Aan het slot van het tweede lid vervallen de woorden «gedurende vier jaar na die datum». D. Na artikel 99 wordt een nieuw artikel 99a ingevoegd dat als volgt luidt: