name dat er een houder van het Rijnschipperspatent voor het te bevaren riviergedeelte aan boord is), de voor de vaart op zee voorgeschreven bemanning hebben. Zij kunnen echter ook hoofdstuk 23 onverkort toepassen.

Voorts moeten zeeschepen over het Speciale certificaat voor zeeschepen die de Rijn bevaren, volgens bijlage G, beschikken. Voorheen werd dit het vervangende certificaat genoemd.

HOOFDSTUK 21 - BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR PLEZIERVAARTUIGEN

Dit nieuwe hoofdstuk dat de toepasselijkheid van het onderhavige deel II en van deel III (Bepalingen met betrekking tot de bemanning) ten aanzien van pleziervaartuigen regelt, vindt zijn oorsprong in de CCR dienstaanwijzing nr. 27. De definitie van het begrip pleziervaartuig is gegeven in artikel 1.01, onder nr. 23. Gezien artikel 1.02, eerste lid, blijft de regeling echter beperkt tot pleziervaartuigen met een lengte van 20 m of meer, dan wel een volume van 100 m 3 of meer.

Bij het opstellen van dit hoofdstuk hebben naast overwegingen m.b.t. de veiligheid van de scheepvaart en de bescherming van het milieu, en derhalve vergelijkbare onderwerpen als voor de beroepsscheepvaart, de voor deze schepen relevante bepalingen van erkende classificatiebureaus en van de Richtlijn nr. 94/25/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1994, inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten met betrekking tot pleziervaartuigen (PbEG 1994, L 164), een rol gespeeld.

HOOFDSTUK 22 - STABILITEIT VAN SCHEPEN DIE CONTAINERS VERVOEREN

Dit nieuwe hoofdstuk werd uitgewerkt op grond van het oude artikel 3.01 in samenhang met de oude bijlage H. De randvoorwaarden en rekenmethoden voor het aantonen van de stabiliteit bij vervoer van zowel niet-vastgezette als vastgezette containers zijn hierbij inhoudelijk exact overgenomen. De redactie, de presentatie van de formules alsmede de verschillende meetcoƫfficiƫnten hebben een bewerking ondergaan en zijn aangepast aan de laatste ontwikkelingen op dit gebied. De voorschriften voor de controle van de stabiliteit van containerschepen waren als tijdelijke wijziging (protocol 1986-1-34) sinds 1 oktober 1986 van kracht.

Naar deze voorschriften verwijst ook het nieuwe artikel 1.07, vierde lid, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995. Bij containervervoer moeten zich voorts de door de Commissie van Deskundigen gekeurde stabiliteitsgegevens van het schip, met inbegrip van het stuwplan of de ladinglijst voor de onderhavige beladingstoestand en het resultaat van de stabiliteitsberekening voor het onderhavige, of een vergelijkbare vorige, dan wel een standaard beladingstoestand aan boord bevinden (artikel 1.10, eerste lid onder u, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995).

Artikel 22.01

Dat de stabiliteit van schepen die containers vervoeren speciaal moet worden gecontroleerd wordt bepaald in artikel 1.07, vierde lid, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995.

Het tweede lid van het onderhavige artikel bepaalt dat de stabiliteitsbescheiden voor de schipper begrijpelijke informatie moeten bieden over de stabiliteit in elke voorkomende beladingstoestand. Hiertoe zijn met name een handleiding en een voorbeeld voor de berekening vereist die