duidelijkheid bieden bij de door hem gekozen methode voor de beoordeling van de feitelijke stabiliteit.

Bij vervoer van niet-vastgezette en van vastgezette containers moet de stabiliteit steeds afzonderlijk worden aangetoond volgens de daarop van toepassing zijnde rekenmethode.

Een containerlading wordt als vastgezet beschouwd wanneer aan de eisen van het vierde lid is voldaan.

Artikelen 22.02 en 22.03

Deze artikelen vermelden de randvoorwaarden en rekenmethoden volgens welke de stabiliteitsberekening dient plaats te vinden.

Artikel 22.04

Dit artikel bepaalt dat de methode voor de stabiliteitsberekening aan de in artikel 22.01 bedoelde bescheiden kan worden ontleend. De in de oude bijlage H beschreven methode mag nog steeds worden toegepast indien een standaard stabiliteitstoestand van toepassing is. Er dient dan wel op te worden gelet dat dit slechts is toegestaan voor containers met een uniforme hoogte van 2,60 m.

Voor de situatie van zeeschepen is de regeling van de CCR dienstaanwijzing nr. 29a overgenomen. Zie artikel 20.02.

DEEL III - BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE BEMANNING

HOOFDSTUK 23 - BEMANNING

De bemanningsvoorschriften in het onderhavige hoofdstuk van het ROSR 1995 komen geheel overeen met de overeenkomstige voorschriften van hoofdstuk 14 van het oude ROSR, die vanaf 1 april 1988 van kracht waren. Hierin is tevens de regeling van de tijdelijke wijziging betreffende de wisseling van exploitatiewijze als bedoeld in het huidige artikel 23.07 overgenomen.

Artikel 1.08, derde lid, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 verwijst ook naar de bemanningsregeling van het ROSR. Ter versterking van de handhavingsmogelijkheden eist voorts artikel 1.10, eerste lid onder b, van dat reglement het aan boord hebben van het schipperspatent voor de schipper en voor de overige leden van de bemanning het behoorlijk bijgehouden dienstboekje dan wel het schipperspatent. Dit geldt ook voor het aan boord zijn van het vaartijdenboek alsmede de verklaring inzake de afgifte van het vaartijdenboek (artikel 1.10, eerste lid onder c en d, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995).

Artikel 23.08

Artikel 1.10, eerste lid onder g, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 eist in verband met de handhaving het aan boord zijn van de verklaring betreffende de inbouw en het functioneren van de tachograaf, alsmede de voorgeschreven registratiebladen van de tachograaf.