NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Het onderhavige besluit maakt deel uit van de algehele herziening van de douanewetgeving welke met ingang van een nader bij Koninklijk Besluit te bepalen datum - gestreefd wordt naar 1 april 1996 - zijn beslag moet krijgen.

Met deze algehele herziening is reeds een aanvang gemaakt doordat een tweetal wetsvoorstellen, te weten:

- het wetsvoorstel met betrekking tot herziening van de douanewetgeving (Douanewet), en - het wetsvoorstel tot inwerkingtreding van en aanpassing aan de Douanewet (Invoeringswet Douanewet), inmiddels tot wet zijn verheven (Stb. 1995, 553, respectievelijk Stb. 1995, 554).

Een dergelijke algehele herziening noopt eveneens tot vaststelling van een nieuw Douanebesluit. In de memorie van toelichting behorende bij het wetsvoorstel tot vaststelling van de Douanewet is een uiteenzetting gegeven van de redenen welke hebben geleid tot een herziening van de nationale douanewetgeving. Aangezien het onderhavige besluit een gevolg is van de vaststelling van de wetgeving in formele zin op het gebied van de douane, gelden de redenen welke hebben geleid tot een herziening van de wetgeving in formele zin, eveneens voor dit besluit.

2. Inhoud van het besluit; verhouding met het Communautair douanewetboek

Zoals reeds is toegelicht in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel met betrekking tot herziening van de douanewetgeving (Douanewet) vormt het van toepassing worden van het Communautair douanewetboek een voorname reden voor de herziening. Dit wetboek alsmede de daarop gebaseerde toepassingsverordening, tezamen met de reeds bestaande en gehandhaafde Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256) en Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PbEG L 105), vormen het stelsel van formaliteiten en toezicht en het communautaire materiële recht op het gebied van de douane.

Het onderhavige besluit bevat de bepalingen welke enerzijds strekken ter uitvoering van het bepaalde in de Douanewet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990, en anderzijds strekken ter uitvoering van die bepalingen van het Communautair douanewetboek welke op nationaal niveau nog uitwerking behoeven, voor zover dit nog niet is geschied in een van de hiervoor genoemde wetten dan wel nog zal geschieden in de nog vast te stellen ministeriële regeling.

De «hercodificatie» van het bestaande communautaire douanerecht heeft niet tot gevolg dat de algehele douanewetgeving inhoudelijk belangrijke wijzigingen ondergaat. De procedures zoals deze tot 1 januari 1994 waren neergelegd in de diverse verordeningen en richtlijnen van de EEG en tot op heden waren uitgewerkt in de nationale douanewetgeving (Wet inzake de douane, Besluit inzake de douane en diverse ministeriële regelingen) zijn door deze «hercodificatie» niet wezenlijk veranderd. De wijzigingen die zijn opgetreden naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Communautair douanewetboek hebben, voor zover van belang voor het onderhavige besluit, voornamelijk betrekking op de aangiften en