diger met kleine kinderen omgaan, terwijl de vervulling harer huiselijke plichten haar met noodzakelijk bekrompen en onverschillig voor publieke aangelegenheden behoeft te maken. Maar de werkelijkheid vraagt niet naar mijn wenschen en stoort zich óók niet aan de fantasien van dichters en romanschrijvers. Zij schrijf! hare wetten voor en schrijft ze soms met bloed en tranen. Er is schier geen vak, hoe moeilijk, vermoeiend en gevaarlijk het ook zijn moge, waarbij geen vrouwen werkzaam zijn. Op opvoedkundig, letterkundig, wetenschappelijk en kunstgebied verdringen de vrouwen de mannen schier; helaas, óók in kroegen en bierhuizen, waar vrouwen niet enkel den dorst der gasten lesschen, wat nog zoo erg niet zijn zou, maar waar zij het vuur der lusten moeten aanwakkeren en blusschen tevens.

Dat de mannen dezen staat van zaken met leede oogen aanzien, spreekt van zelf. Dat het huiselijk leven er onder lijdt is een feit, evenals dat in sommige streken losbandigheid, erfelijke zieken, kindersterfte enz. enz. hand over hand toenemen En toch is de geheele kwestie van vrouwenarbeid een schrede vooruit op de baan van beschaving en vrijmaking; een pijnlijke schrede wel is waar, maar eene die gezet moet worden en die men bij eenig nadenken, niet ongedaan zou willen maken. Evenmin als de mannen zouden willen terugkeeren tot de oude Gildeverordeningen en tot het tijdperk van kleinhandel en kleinbedrijf, zouden de vrouwen van thans, hoe moeilijk hare positie ook zijn moge, willen terugkeeren tot den toestand harer overgrootmoeders, d. w. z. verstoken blijven van alle opvoeding, haren heer en meester in alles naar de oogen zien en, tot alle ontspanning aan den haard zitten en spinnen. Ja, al zouden zij het willen, zij zouden niet hunnen, want er is geen oproeien tegen den stroom des vooruit-

gangs. Wij moeten meê.

Toch zijn er nog vrouwen in overvloed die zich krampachtig aan de verouderde begrippen en toestanden vastklemmen en nóg meer mannen, waaronder geleerden, die haar daarin behulpzaair zijn. De mannen kunnen zich maar met voor stellen hoe hun leven zal zijn, — en alleen hm leven telt meê, - als de vrouw, in alles ziji gelijke, zal weigeren zich te voegen naar tyran nieke eischen en verlangens, zal afzien' van d gehoorzaamheid en inschikkelijkheid waaraan d

en de tijd zal komen dat ieder bij schier eiken arbeid o ziine plaats is. Reeds nu gaan doktors en accoucheurs zc 7acht en handig met kleine kinderen om als de moeder zelv, ia beter soms. Waarom zouden met alle mannen dat leer In het verplegen en koesteren van een hulpeloos wiel "gen schatten van teederheid en zelfopvoeding verborge: dfe op -net mannelijk karakter slechts een gunstigen mvlo. kunnen hebben. Zoolang het geen schande is een mensch Pik wezen te helpen scheppen, zoolang is het zeer zek geen schande dat kleine wezen een schoone luier aan

doen.

mannen maar al te zeer gewend zijn geraakt. Daarom hebben de vrouwen die hooger staan dan de massa, die den loop der beschaving zien en in de hand willen werken, het nog steeds zoo zwaar te verantwoorden en worden zij door het gros der mannen en vrouwen nog zoo hard gevallen. Zelfs vele socialisten, — het zijn Bebel's eigen woorden j — staan tegenover de vrouwenbeweging evenzoo als de kapitalisten tegenover de arbeidersbeweging. Zij kunnen zich niet voorstellen dat een kapitalist die beweging niet verstaat, met goedkeurt, er zich niet inwerpt; maar op hunne beurt zijn zij tegenover de vrouwenvraag even dom, stompzinnig en zelfzuchtig.

Het beroep op de « natuurlijke bestemming » der vrouw, omdat zij sinds eeuwen aan mets anders gedacht heeft dan aan de vervulling dier bestemming, is even steekhoudend als het argument dat er koningen en keizers moeten zijn omdat er altoos, zoover de geschiedenis reikt, van gekroonde hoofden sprake is geweest. Maar de monarchie heeft immers allerlei wijzigingen ondergaan en ijlt haar totalen ondergang te gemoet; en dat zelfde is waar van ons huwelijk, bijv. en de positie die de vrouw daarin bekleedt. De oude Grieken durfden er nog rond voor uit komen dat de vrouw eene gans was om eieren te leggen. In onzen tijd zijn er nog wel die zoo denken, maar het wordt althans niet meer zoo botweg gezegd. Een jaar of vijftien geleden sprak het nog van zelf, dat iedere vrouw de kousen breide voor het gansche gezin; wie denkt daar heden nog aan? Er had reeds een belangrijke revolutie plaats in het huiselijk leven der vrouw, door de uitbreiding van het machine- en coöperatiewezen; en die revolutie heeft haar eindpunt nog niet bereikt. Verstandige vrouwen zien reeds begeerig uit naar of doen pogingen tot het opiichten van gemeenschappelijke keukens en waschhuizen, centraalverlichting- en verwarming, enz. enz. Vrouwen houden voordrachten en vergaderingen, redigeeren couranten, verheffen allentwege hare stem tot bestrijding van euvelen en .verkrijging ' van rechten. Dat alles is van zelf gekomen of i liever, het eene kwam ongemerkt uit het andeie ! voort, en als onze brave overgrootmoeders dat . alles eens zien konden, zouden zij de handen in 3 elkaar slaan en — hoofdschuddend misschien 1 erkennen dat het thans geheel anders is dan in haar tijd. Neen, de ontwikkeling onzer sociale P toestanden is er niet naar om de vrouw weder aan ° den haard en achter het spinnewiel te drijven; en al gaat er misschien hier en daar tijdelijk wat innigheid, wat huiselijke zoetheid, wat teeder familieleven bij te loor, wij h'ebben geen tijd om :d bij het verlorene stil te staan en te weenen. Iets, e' machtiger dan wij, drijft ons voort, en voort 0r moeten wij. Willen of niet, wij worden gedreven 16 in den maalstroom van het openbare leven en

diger met kleine kinderen omgaan, terwijl de vervulling harer huiselijke plichten haar met noodzakelijk bekrompen en onverschillig voor publieke aangelegenheden behoeft te maken. Maar de werkelijkheid vraagt niet naar mijn wenschen en stoort zich óók niet aan de fantasien van dichters en romanschrijvers. Zij schrijfi hare wetten voor en schrijft ze soms met bloed en tranen. Er is schier geen vak, hoe moeilijk, vermoeiend en gevaarlijk het ook zijn moge, waarbij geen vrouwen werkzaam zijn. Op opvoedkundig, letterkundig, wetenschappelijk en kunstgebied verdringen de vrouwen de mannen schier; helaas, óók in kroegen en bierhuizen, waar vrouwen niet enkel den dorst der gasten lesschen, wat nog zoo erg niet zijn zou, maar waar zij het vuur der lusten moeten aanwakkeren en blusschen tevens.

TA4- /Iq monnpn rlpzpn staat van zaken met leede

xJ<\ V- iuaiiiiv-"

^ ^ oonvipn qnreekt van zelf. Dat het huiselijk

UUgClJ .

leven er onder lijdt is een feit, evenals dat in sommige streken losbandigheid, erfelijke zieken, pr\7 enz. hand over hand toenemen.

En toch is de geheele kwestie van vrouwenarbeid een schrede vooruit op de baan van beschaving ppn niinliike schrede wel is waar,

Gil ~— r -J j ...

maar eene die gezet moet worden en die men bij rv norlnnl<'Pri . niet oncredaan zou willen maken.

t? ole c\r mannen zouden willen terug-

JC^VCiimm «.**> —-

1 4-/~>+ rlo nil de Gildeverordeningen en tot net

lvecioj.1 IUI ^ j

tijdperk van kleinhandel en kleinbedrijf, zouden de vrouwen van thans, hoe moeilijk hare positie „„1. „im mno-e willen terugkeeren tot den toe-

UU1V /-IJ" ' w ,

—a Viarpr nverfrootmoeders, d. w. z. vei stoken

SLanvj. o

blijven van alle opvoeding, haren heer en meester „Hm „aar He no?en zien en, tot alle ontspan-

111 ~ O .

■ Ao-n li na vd zitten en spinnen, la, al

IlllJli, acxu — -

het willen, zii zouden niet kunnev, want

AUUUVil ' - - ,

er is geen oproeien tegen den stroom des vooruitW7i\ mee,.

ir» m nnf vrouwen in overvloed die zich

krampachtig aan de verouderde begrippen en toestanden vastklemmen en nóg meer mannen, waaronder geleerden, die haar daarin behulpzaam ne mannen kunnen zich maar niet voor-

_i._n— -ho» hun leven zal ziin, — en alleen hun

telt meê. — als de vrouw, in alles zijn

^al weiceren zich te voegen naar tyran-

PUll 1VC, ». w-0-- -

nieke eischen en verlangens, zal afzien van de gehoorzaamheid en inschikkelijkheid waaraan de