WEEKBLAD VOOR MEISJES. Hoofdredactrice: Catharina Alberdingk Thym.

Onder medewerking van Dr. Jan ten Brink, Cella, W. Gosler, Melati van Java, Mr. J. Kneppelhout F H van Leent Henriette van Loo, Virginie Loveling, Justus van Maurik, Pol de Mont, Betsy Perk, M. L. Quack J v Reineck A'j'

Fr*° P™'- L'« Scb™»,, W,,, S,™i i

Vereerd met de inteekening van H. M. de Koningin.

ABONNEMENT.

Prijs per 12 Nommers ƒ 1 25

Franco per post

Prijs per Nommer " 015*

ADVERTENTIËN.

Per r<>gel f 0>w

Allo bijdragen of mededeelingen, de Redactie betreffende, zoomede orders op Abonnement of Advertentiën gelieve men te adresseeren aan de Uitgevers.

Nijqh & van Ditmar, Rotterdam.

INHOUD.

Eerloosheid. — Huiselijkheid. Vervolg van Minne's dagboek. — Over nieuwere beeldhouwkunst. VIII. Door Prof. Alberdingk Thym (Slot.) — De reseda als boompje. — Het kasteei iredensborg. Losse stukjes van jonge abonnees. XX. De geschiedenis van een flacon. Door U. V. (Slot.) — Mededeelingen. — Feuilleton. Iweeerlei maten. Oorspronkelijke Novelle van \\illem de Gkoot. (Vervolg.) — Correspondentie. — Advertentiën.

EERLOOSHEID.

„Een groot woord!" zult gij uitroepen; en liet is ook juist omdat \iet woord zoo veelbeteekenend is, en zoo menigeen schrik aanjaagt dat het meestal ter zijde wordt gelaten, en men er maar liever niet bij stilstaat om zich af te vragen, wat er eigenlijk wel de rechte beteekenis van is. Gij echter, met uw franken blik, en uwe jeugdige onbesmette ziel, gij behoeft niet tot die „modderaars" te behooren, gelijk onze De Génestet zou hebben gezegd, en gij kunt het woord vrijmoedig van alle kanten bekijken, en als gij er den ganschen zin van hebt verstaan, bij uzelven de dure gelofte afleggen, dat gij door uw wijze van

handelen niemand ooit het recht zult geven, u van eerloosheid te beschuldigen.

De juiste beteekenis van het woord : totaal gemis aan eergevoel, wijst op een der grootste gebreken, welke een mensch kunnen aankleven, en het grootste ongeluk is, dat het woord zóó leelijk is, dat men het niet alleen zich zeiven niet durft bekennen, maar dat het anderen soms aan moed ontbreekt om iemand te verwijten dat hij eerloos is. Het gaat er bijgevolg mede als met het onkruid dat niet uitgerukt wordt, het groeit steeds aan. Wie eens in eene handeling aan het eergevoel te kort is geschoten, zal morgen, wanneer zich eene andere gelegenheid daartoe voordoet, nog gemakkelijker over eene eerlooze daad heenstappen; en zoo ooit het woord van Dante : „het valt gemakkelijk af te dalen," van toepassing was, dan is het wel hier.

Ook eerloosheid openbaart zich in den aanvang slechts onder weinig afschrikwekkende vormen : reeds in de kleinen zien wij er de eerste verschijnselen van. Zoo vaak gij bij voorbeeld een kind ontmoet, dat van broêrtjes of zusjes klikt, bevindt gij u tegenover een der vroegste daden waardoor men tegen de eer zondigt; en moogt gij wel hopen, dat de ouders het verstand zullen bezitten om den klikspaan op zulk eene duchtige wijze te straffen, dat de moed hem wel ontbreken zal om een tweede maal te beginnen. Als gij iemand, hetzij kind of mensch,

een dier ziet mishandelen, dan is zulks eene eerlooze daad, omdat die persoon daardoor toont het eergevoel te missen om dat, wat zwakker is dan hij zelf, te eerbiedigen. Wanneer er een gast in uwe woning vertoeft, dat wil zeggen, iemand die uit de verplichting, welke hij u voor uwe gastvrijheid verschuldigd is, aan handen en voeten is gebonden, en gij beleedigt hem, of staat toe dat een uwer huisgenooten hem straffeloos beleedigt, dan maakt gij u schuldig aan een feit dat ten eenemale strijdt met het gevoel van eer, dat ieder sterveling eigen moet zijn, wil hij nog niet eens ter school bij de Arabieren worden gezonden. Wanneer u een werk wordt opgedragen, dat wil met andere woorden zeggen : wanneer men van u vertrouwt, dat gij de taak welke gij vrijwillig aannaamt, met plichtgevoel zult volbrengen, en gij maakt haar maar „zoo, zoo," of wel door en door verkeerd af, op eene wijze die aantoont, dat gij er geen oogenblik uw volle geestkracht en gaven aan besteed hebt, dan hebt gij u eerloos gedragen. Ik zou u natuurlijk nog honderde andere voorbeelden kunnen opnoemen, doch liever spreek ik verder met u over het tegendeel van eerloosheid,n.1. het in alles, zoowel in de minste als in de grootste daden onzes levens, gehoor g'even aan een verheven gevoel van eer. Dat eergevoel moet zóó groot zijn, dat het ons ook in de donkerste omstandigheden belet ooit

No. 26.

WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1885.

4de Jaargang.