gelaat, waarop als het ware het lijden gegrift stond, de teedere zorgen waarmede die moeder haar lijdend wichtje omringde, dit alles deed haar veronderstellen, dat zij hier geene alledaagsche vrouw voor zich had.

De tram stond stil; vrouw D... hielp de jonge vrouw bij het uitstijgen, en knoopte met haar het volgend gesprek aan :

— Is een ongeval uw kleintje overkomen, vrouw ?

— Och neen, dat duurt reeds verscheidene maanden, sprak deze laatste.

— Is het armpje gekwetst of gebroken?

— Neen, het schaapje heeft de beenderziekte.

— De beenderziekte! En hoe oud is uw kind ?

— Bijna drie jaren.

— Driejaren! ik dacht het was eenige maanden. Hebt gij nog meer kinderen?

— Neen, het is mijn eenig dochtertje. 6 God, snikte zij, indien het sterven ging, wat ware ik toch ongelukkig !

Vrouw D... was diep geroerd en sprak :

— Gij moet nog niet wanhopen, vrouw, misschien vindt gij wel een bekwamen geneesheer, die uw kindje redder, zal... Maar, aan uwe spraak te oordeelen, zijt gij niet geboortig uit de stad.

— Neen, ik ben van Er...

— En gij woont hier te Gent ?

— Neen, ik kom met mijn meisje naar het gasthuis.

— Zoo, en gij laat het hier ter verpleging.

— Neen, zei ze, dat mag ik niet. Zoo kom ik sinds zes maanden naar hetgeen zij hier de visite noemen.

— Maar, sprak vrouw D. verwonderd, een blik op de armoedige kleeding der vrouw werpende, dat moet u veel kosten aan reisgeld ?

— Och neen, sprak de arme moeder eenvoudig, ik kom te voet.

— Te voet ! met dit zieke kind in den arm ? Maar gij zijt zelf niet sterk! en als ik het wel heb is het een drietal uren van hier ?

— Dat is het ook, sprak zij, dat maakt zes uren voor gaan en keeren. Van daag was ik zoo vermoeid, dat ik onderweg de tram genomen heb. Dit mocht ik mij niet veroorloven, maar het kindje leed zoo door de stikkende hitte.

— Maar is er dan geen dokter te Er...

— Ja wel, maar wij zijn doodarm. Sinds mijn vader, die door een slechten oogst zijne pachthoeve verloor, van verdriet ten grave is gedaald, werken ik en mijn man bij de boeren; door de ziekte van mijn kindje werd ik gedwongen te huis te brengen, en wij moeten dus met ons drieën rondkomen met de weinige centen daags welke hij des zomers winnen kan; 's winters hebben wij vaak geen inkomen, en dan is de ellende verschrikkelijk; in dergelijke omstandigheden is het dus niet mogelijk een geneesheer te betalen, laat staan de noodige medicamenten en voedsel voor de kleine te koopen. De dokter heeft dan ook brutaalweg geweigerd nog te komen, en mij hier naar het gasthuis verwezen.

— Gij hebt dus geen armen-dokter, zooals in de stad ?

— Neen, ik kom alle dagen met het kleintje naar Gent.

— Maar dit kunt gij niet volhouden, gij zult zelf ziek worden.

— Ik zal het toch uithouden zoolang ik kan; het zal niet gezegd worden dat ik niet alles deed, om mijn arm schaapje te redden! En snikkend omhelsde zij het arme meisje, dat haar met hare groote verstandige oogen aankeek, alsof het zich moeders smart bewust was.

Vrouw D... en hare meisjes waren diep bewogen

door zooveel lijden. En de eerste legde de jonge vrouw de weinige centen in de hand, die zij als kermispret voor hare meisjes bij zich had gestoken.

— Daarmede kunt gij met de spoor naar huis gaan, en een glas melk met een koekje voor uw kindje koopen, sprak ze.

Eerst weigerde de jonge vrouw; een gevoel van fierheid deed haar voorhoofd kleuren; maar een blik op haar kind, dat begeerig met de lipjes smakte, deed haar het aanbod aannemen, en dankend verdween zij in het gasthuis.

Daar stond nu ons drietal elkander met betraande oogen aan te staren. Verdwenen was de pret! Gestoord was de vreugde!

En zwijgend keerden zij huiswaarts; er was geen vermaak mogelijk, met het beeld der treurende vrouw en van het uitgeteerde ziekelijke kind voor oogen. Dien dag konden zij hare gewone opgeruimdheid niet weer krijgen.

's Avonds, bij het naar bed gaan, vroeg het jongste dochtertje aan vrouw D... :

— Mama, zou de vrouw met het zieke kindje reeds te huis zijn ?

— Dat denk ik wel, liefste.

— Het ware toch maar beter dat het kleintje stierf, meende de oudste.

De kinderen sliepen rustig in.

Wat vrouw D... betreft, zij lag nog lang na te denken en kon den slaap niet vatten. In hare verbeelding zag zij de jonge bleeke vrouw aan de wieg van het zieke kindje, na haren dagelijkschen vermoeienden tocht, ook nog hare nachtrust offeren en heete tranen van woede en onvermogen storten, bij de gedachte dat naast zooveel lijden en ellende zooveel weelde en overvloed bestaat, en een weinig van dien overvloed haar in staat kon stellen een dokter, alsook medicamenten en voedsel ter redding van haar eenig dochtertje te verkrijgen.

En ook vrouw D... balde onwilkeurig de vuisten, toen zij naging, hoe met het volk en deszelfs kinderen wordt omgesprongen, door hen, die op den arbeid van ditzelfde volk leven, en hunne eigene kinderen, ten koste van de kinderen des arbeidenden volks, vertroetelen. En toch, zuchte zij, kan die toestand maar duren zoolang het volk dit zelf wil. 6 Volk, wat zijt gij lankmoedig ! Wanneer toch wordt gij uwer macht en eigenwaarde bewust!

En nu, een woordje tot u, gij, moeders en vrouwen uit het volk die dit leest : gaat gij nog langer berusten in een toestand, die eene arme moeder veroordeelt haar ziekelijk kind, bij gebrek aan zorgen en voedsel in hare armen te zien verkwijnen? Neen! dat zult gij niet! Want heden ZIJ, morgen WIJ, vergeet het niet. Het zelfde lot staat ook ons te wachten, wanneer ziekte of werkeloosheid ons gezin komen teisteren.

Dit is eene van de duizende redenen waarom wij ons moeten vereenigen en niet langer onverschillig den strijd mogen aanzien dien onze vaders, mannen en broeders voeren tot het verkrijgen van lotsverbetering.

Komaan, Vrouwen! steunt en helpt ons in dien heiligen kamp, om eene maatschappij af te breken waarin de kinderen des volks slechter dan honden worden behandeld, en eene betere maatschappij daar te stellen, waarin dergelijke schanddaden onmogelijk worden gemaakt.

Slechts het Socialisme kan de toekomst der arbeiders verzekeren en verhinderen dat moeders haar kroost zien verkwijnen bij gebrek aan zorgen en voedsel.

Op, Moeders! voor de toekomst uwer kinderen, en strijden wij samen voor een verzekerd en gelukkig bestd.dn• Emilie Claeys.