De vrouw en de oorlog

Onlangs las ik een artikel door een vrouw geschreven,1) dat, indien de vrouw méér voor den man betekende, hij haar niet telkens weer opnieuw in de folterijzers van de oorlog zou slaan.

„Lang nadat zijn wonden geheeld zijn", zo schrijft deze vrouw verder, „of zijn strijd uitgestreden en hij rust onder het kleine kruis, moet zij voort, in duizend noden, hoe ze haar kinderen groot krijgt, onder duizend martelingen, om wat de oorlog ontwricht heeft in de zielen harer kinderen. En ze moet werken, werken tot ze er bij neervalt, en altijd moet ze weer opstaan, want daar zijn de zorgen weer; ze is de vrouw, de moeder; het zwaarste deel moet ze dragen."

Ik weet niet of het waar is, dat de vrouw het zwaarste deel moet dragen.

Wat zwaarder, wat ontzettender is, het alleen moeten achter blijven van de vrouw, met al de duizend zorgen voor haar kinderen èn (al noemt de schrijfster dit niet) de angst voor den man op het slagveld, de grote smart, de diepe eenzaamheid als de man „onder het kleine kruis" te rusten komt, öf het onbeschrijfelijk lichamelijk en geestelijk lijden van den man op het slagveld? Ik weet het niet en ik denk dat niemand het weet, zelfs zij niet die de oorlog hebben mee gemaakt in al haar verschrikking. Wie toch zal beider leed, dat van man en vrouw ooit kunnen vergelijken? De man niet en de vrouw niet.

Maar het lijkt me wel wat heel gemakkelijk om te zeggen, dat de man het oorlogsleed over de vrouw brengt.

Zo was het in oude tijden, toen de man ten strijde trok en de vrouw achter bleef in lijdelijke afwachting van wat het lot over het leven van den man en dus over haar leven zou belissen.

Doch trekken nu nog de mannen vrijwillig ten strijde? Is het nog hun grootste lust, hun hoogste roem, te vechten?

Zo zijn er misschien, vooral onder hen, die, door de dood van duizenden mannen, duizenden vaders, zelf de roemrijke overwinnaars werden.

Ik was nog een jong meisje, toen er na de wereldoorlog een Duits bloedverwant bij ons kwam. Terwijl hij op het slagveld was, stierf zijn vrouw en hun kindje bleef alleen achter. Later werd hij krijgsgevangene in Siberië en daar in de typhusbarakken lag hij met de pijn en de demoraliserende, beestachtige vervuiling èn met de grote zorg om en het nooit gestilde, hevig verlangen naar z'n kindje, het liefste dat hij bezat. Deze man vloekte de oorlog. En zo

miiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiHiiiiiimHiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiimmiiiiiHiwiuiiiiiiiiiiiuiUJ

| GIJ GEEFT TOCH OOK

UW KRANT NA LEZING j AAN EEN NIET-ABONNÉ |

SfiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiniiiiiiiiiiiiiHimiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiHiiiiiiiiiDiiiiiiiiiiiiiii minimum

waren er destijds duizenden mannen en zo zullen er misschien weer duizenden zijn.

En de vrouw, is zij het volkomen schuldloze wezen, dat dit alles maar lijdelijk over zich ziet gebracht? Zouden het niet heel andere krachten zijn dan de mannen, die de oorlog ontketenen? We leven in een maatschappij, die door de eeuwen heen gegroeid is, tot wat zij nu is. En in onze kapitalistische maatschappij met haar industrie van nodige of onnodige artikelen, die een afzetgebied nodig hebben, zullen expansie-oorlogen -) onvermijdelijk zijn. En dan is er het wapenkapitaal, waarvoor het aankweken van oorlogsstemming, met als gevolg een intense bewapening, liefst van een zo groot mogelijk deel van de wereld, met weer als gevolg: oorlog, levensbehoefte is.

Neen, het is niet „de man" als schuldige en de vrouw, die schuldloos lijdt.

Het is ook niet voldoende, dat de man de oorlog vloekt en de vrouw zich erover beklaagt. Beiden man èn vrouw moeten strijden voor een andere maatschappij, waarin geen wapenkapitaal meer zal kunnen bestaan dat de volkeren ophitst en van de mens maakt de vernietiger van zijn mede-mens èn van zichzelf.

Zolang de vrouw niet al haar rechten gebruikt om te strijden voor deze betere maatschappij, of daar waar ze nog geen rechten bezit, niet voor deze rechten strijdt, is de vrouw even schuldig als de man. En, waar de vrouw veelal de op¬

voedster van de kinderen is, is zij dubbel schuldig, als zij niet alles gedaan heeft om van hen mensen te maken, die alles wat barbaars is, verafschuwen, jonge mensen, die willen meebouwen aan een schonere, menswaardiger toekomst.

Het moet zo zijn als Adama van Scheltema zegt in zijn gedicht „De Vrouwen":

„Maar wij ook hebben door de tijden In onze gemartelde schoot De toekomst gedragen naar 't wijde Belovende morgenrood!"

ANNIE BROEKHUIZENVOSKUIL.

') Artikel door S. Lugten—Reys in „Het Kind".

=) Oorlogen om uitbreiding van grondgebied. Denk aan de onderwerping van Mantsjoerije door Japan.

Vrouwenhalf uurtje

Op Woensdag 12 Augustus om 2.30 uur zal mevr. W. H. Beun een boekbespreking houden over het boek „Een vrouw als zij", door Elisabeth Zernike.

Deze bespreking duurt het volle half uur.