ONS KTXDERBLAADJE

GREETJE

(Vervolg.)

Door S. Salomons—Souget.

18.

Eens mocht Greet op een morgen naar „Snuif", den kruidenier, en wat zij daar moest halen, schreef moes op een papier; een pakje thee en koffie en ook een doosje was,

dit alles stopte Greet je in moeders boodschaptas.

19.

'tWas zomer en klein Greetje, met 't schopje in de hand,

ging op een dag naar zee toe,

Tl J5 Q T* 't". VlPPvliib" uro rmü ofronH •

OUXO-X1V4.,

moes droeg nog Greetje's zee-

r\ n n v H

paai u,

een heel leuk gummidier,

Greet danste in het ronde en juichte van pleizier.

20.

Eerst ging ze taartjes bakken, wel twintig, zij aan zij,

toen vroeg zij: „moesje, koopt u iets uit mijn bakkerij?

„Ik heb z'in alle soorten,

„room, mocca, confituur,

veel hoeft u niet te geven, want... heusch, ik ben niet duur."

21.

'tWerd warm en steeds maar

1T70 r«vv» or

VV O-i lllti .

o, het was zo vrees'lijk heet, „ik zou wel willen slapen," zo klaagde kleine Greet;

Klaas Vaak heeft vlug haar oogjes maar stilkens toe gedaan en dadelijk is ons Greetje aan 't dromen toen gegaan.

22.

Er kwam een vis, Dolfijntje, die nam haar met zich mee, op reis, diep onder water.

de mooie blauwe zee;

daar zag ze zeemeerminnen en o, nog heel wat meer,

toen riep zij: „lief Dolfijntje, breng mij bij moeder weer."

23.

En, kijk, heel even later, ontwaakte ze aan 't strand, ze had... de staart van 't zeepaard heel stevig in haar hand; ze wreef zich in de oogjes,

keek even in het rond,

of ergens ook Dolfijntje

zien op net, strand oevond. 24.

TTlon (tIqqcio 1 i m rrnnrln

iiiiiuiiauc,

o, heerlijk fris en koel,

daar ging zij nu van smullen

in moesje's rieten stoel;

toen kwam het fijnst van alles,

met moeder saam in zee

en 't nieuwe gummi zeepaard,

dat moest natuurlijk mee.

25.

Ze buitelde en stoeide,

spoot moes met zeeschuim vol, tot plots'ling 't arme zeepaard...

PPT") ernt. trppc in rr'r» V-»rvl •

o «J AA WV71,

slap hingen nu zijn pootjes, zijn staartje en zijn kop, weg dreef 't kapotte paardje,

1K1 'f rrmtn vnimn

axx u giui/c, JL umie öujl;,

26.

'tWerd tijd voor de terugreis, Greet was een beetje moe en dra, toen z'in de trein zat, deed zij de oogjes toe; ze droomde nu van schelpjes, van kuilen in het zand, van alles, wat die dag wel gebeurd was op het strand.

BIJBLAD VAN „l»E PROLETARISCHE VROUW" VAN 19 AUGUSTUS 193(5. No. 1091. ZEVEN I N TWINT. JAARGANG No. 9T."i VAN „ONS KINDERBLAADJE". VERSCHIJNT ELKE WOENSDAG. REDACTIE-ADRES: WALDECK PÏRMONXLAAN 11, AMSTERDAM.

Zomer

DOOR S. SALOMONS—SOUGET. Bij een heel klein boerderijtje staat een hooiberg, donzig, zacht, waar ik menig zomerdagje uren dromend in verbracht.

Midden tussen groene weiden staat mijn hooiberg, trots en fier, nergens is 't zö zoet te rusten, nergens wel zö mooi als hier.

Bijtjes zoemen, mugjes dansen, koetjes loeien, grazen gras,

'k wou, wanner de zomer om is

dat 't al wèèr zomer was.

*

Hoe Sijt je Tbij Peet Tryitn iia de stad „te warsMp',H) ging

VERHAALTJES UIT WEST-FRIESLAND.

DOOR M. BRUYN—DE VRIES.

(Vervolg).

„Ik kan ook niet best meer de trap afkomen," zei oom, „maar 'k zie in m'n hoekje alles wat er gebeurt. Ik kijk de hele straat uit."

Sijt keek uit het raam in een heel klein spiegeltje. Ze zag het hele smalle straatje erin, tot waar het uitkwam op een bredere straat. Daar stonden grote, lichtgekleurde huizen te blakeren in de zon. Sijt zag mensen heen en weer lopen, 'n Jongen duwde een handkar. Alles was zo aardig klein in dat spiegeltje, dat het Sijt 'n soort van toverspiegeltje leek.

„Ja, zei Oom, „daar kijk ik nou de hele dag in en 't verveelt me nooit."

') te warskip gaan = uit logeren gaan.