zandloper van hem over. Dan is het Nieuwe Jaar voor de mensen begonnen. Het Oude Jaar is erg moe, want hij is nu bijna klaar met zijn werk. Gelukkig over een kwartier mag hij gaan rusten. Hij verlangt er erg naar. Wat gek, dat de kabouters nog niet komen. Ze zijn anders altijd op tijd, denkt hij. Hij kijkt het bos eens in, maar ziet niets. Dat is toch erg raar. Hij kijkt nog eens... verlangend... komt het Nieuwe Jaar nu nog niet... hij is zo moe, hij kan haast niet meer.

Zie daar heel in de verte ziet hij een dansend lichtje en hoort

hij zilveren klokjes rinkelen en daar achter, ja, daar lopen de kabouters met de slapende 1937. He, he, daar zijn ze. Net op tijd, want het is één minuut voor twaalf. De elfjes doen nog even een rondedansje en daar slaat de klok, boem, boem, boem, zo twaalf maal. 1937 wordt wakker. 1936 kan nog net de zandloper aan hem geven, maar dan valt hij in slaap, zo moe was hij. En nu nemen de kabouters de slapende 1936 op hun rug en gaan weer terug.

Weer gaat de stoet op weg. Ze zijn nu lang zo vrolijk niet als heengaande. De elfjes zijn moe, de kabouters zijn moe, het vuurvliegje geeft niet meer zulk helder licht en het Oude Jaar is erg zwaar.

De oude wijze kabouter zegt nog:

— Werk 1937 en breng veel goeds aan de mensen. Aan allemaal. Over een jaar komen we jou halen. Gebruik je tijd goed. — Na deze woorden wordt het weer stil in het bos.

Nog een poos "lopen ze zo voort, tot ze weer midden in het bos zijn. Daar leggen ze 1936 neer en gaan slapen. Donker is het nu weer, heel donker, want het vuurvliegje is blij, dat hij naar zijn bedje kan; hij ligt er het eerste in. HENRA EERTH.

BIJBLAD VAN „DE PROLETARISCHE VROUW" VAN 30 DECEMBER 1936. No. 1112 ZEVEN EN TWINT. JAARGANG No. 993 VAN „ONS KINDERBLAADJE". VERSCHIJNT ELKE WOENSDAG. REDACTIE-ADRES: WALDECK PYRMONTLAAN 11, AMSTERDAM

THOMASVAER EN PIEÏERNEL