Zou het waar zijn?

Met belangstelling hebben we het debat over de Begroting van Binnenlandse Zaken in de Eerste Kamer gevolgd.

De financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten is n.1. een punt van grote betekenis bij dit debat geweest. We weten allemaal, dat — juist door deze verhouding — de toestand van vele gemeenten de laatste jaren catastrophaal dreigt te worden.

Onze partijgenoot In 't Veld, burgemeester van Zaandam, heeft zeer in 't bijzonder over dit punt gesproken.

In 't Veld begon met een legende uit de wereld te helpen. De inhoud van die legende is n.1., dat de noodlijdendheid van vele Nederlandse gemeenten een gevolg zou zijn van minder goed beheer. En bij voorkeur denkt men dan aan gemeenten, waar sociaal-democraten grote invloed hebben.

Wij gunden onze partijgenoot van harte zijn triumf, toen hij in het illustere gezelschap der Eerste Kamer mededeelde, hoe in bankkringen en ook zelfs bij de Reg. Departementen grote verbazing bleek, wanneer hij kon verklaren, dat zijn gemeente, het rode Zaandam, niet noodlijdend is en zelfs geen extra bijdrage behoeft. Ook behoren tot de officieel verklaarde noodlijdende gemeenten niet het rode Goor en het rode Hogezand!

De noodlijdendheid is enkel een gevolg van de zware crisislasten, die voor 't grootste deel op de gemeenten zijn afgeschoven.

Het derde deel der Ned. gemeenten verkeert in ernstige moeilijkheden, terwijl ook de rest met allerlei misère heeft te kampen.

In 't Veld sloot zich dan ook aan bij een stelling van de Tilburgse Handelsschool (katholiek!), dat men eerst de volkshuishouding moet saneren, vöör men met de gezondmaking van de Staatshuishouding kan beginnen. Het Rijk en de Gemeenten moeten hun inkomsten verkrijgen uit het draagvermogen van het Nederlandse volk. Als het Rijk er niet in slaagt, dit draagvermogen te vergroten, m.a.w. als de Regering niet de weg van de welvaartspolitiek op wil, en zij bovendien een zeer groot deel van de totaal-opbrengst van de belastingen voor zichzelf opeist, dan zullen de gemeenten nooit weer kunnen komen tot een gezonde financiële basis en een be¬

hoorlijk gemeentelijk initiatief op elk gebied der gemeentebemoeiing.

Verder heeft In 't Veld sterk becritiseerd de wijze van optreden der Regering en haar ambtenaren bij het onderzoek over de gemeentebegrotingen. In ons Staatsrecht heeft alleen het college van Gedeputeerde Staten het recht van toezicht en wijziging der gemeentebegrotingen. In deze crisisjaren, nu het Rijk de Gemeenten vaak met geld moet bijspringen is er een speciale commissie van overleg ingesteld. Op de houding van deze commissies hebben tal van gemeentebesturen de grootste critiek, omdat men vaak het gevoel heeft, als kwajongens te worden geringeloord.

De minister van Binnenlandse Zaken, de heer Van Boeyen, erkende ronduit, dat de toestand van vele gemeenten hachelijk is en dat zij niet de minste armslag meer hebben. De minister gaf hierover zeer verontrustende cijfers; het totaal der uitgaven van de Nederlandse gemeenten bedraagt 750 millioen; het totaal der inkomsten 710 millioen. Een tekort dus van 40 millioen, terwijl de minister toegaf, dat men „in de meeste gemeenten de grens van het mogelijke reeds heeft bereikt of zeer dicht is genaderd".

Aan het slot van zijn betoog sprak de minister hoopvolle woorden, waarachter wij vooralsnog een vraagtegen zetten.

De minister deelde n.1. mede, dat de Reg. zich momenteel beraadt over de vraag, of het mogelijk is, den gemeentebesturen meer verantwoordelijkheid voor het financieel beheer te geven en of het mogelijk is, nieuwe middelen aan de gemeentekassen te doen toevloeien.

Wij herhalen de vraag aan het begin van dit artikeltje:

Zou het waar zijn? H. W.

Vrouwenhalfuur

In de afgelopen weken is in het Vrouwenhalfuur het vraagstuk van de ordening van verschillende kanten bezien. Pge. T. Heroma—Meilink sprak ,over ordening in het bedrijfsleven; pge. H. v. d. Heide over ordening in de opvoeding en pge. A. J. Wolthers—Arnolli over ordening in de huishouding.

Op Woensdag 23 Februari sluit pge. H. Verwey—Jonker deze serie met een beschouwing over de ordening internationaal, aan de hand van een boek van Dr. F. M. Wibaut: „Wibauts gedachten over internationale ordening".

In memoriam L. J. BERGSMA-BOEKERi

't Was wel een droevige samenloop van omstandigheden, die het begin van onze gewestelijke cursusvergadering op Dinsdag 8 Februari samen deed vallen met de begrafenis van onze oud-secretaresse p.g. L. J. Bergsma—Boeker. Velen van ons zullen onder de openingsrede van den voorzitter in gedachten de baar, die in Westerveld op hetzelfde moment naar het crematorium gedragen werd, gevolgd zijn. Hoewel wij allen wel wisten, dat mevrouw Bergsma door een ongeneeslijke kwaal overvallen was, hadden wij toch een jaar geleden na een geslaagde operatie hoop, dat wij haar zouden mogen behouden; maar sinds enige weken wisten wij, dat haar toestand hopeloos was en toch kwam haar overlijden voor velen onzer zeer onverwacht. Na overleg met haar man en het bestuur van de afdeling en geheel in overeenstemming met de eenvoudige levenshouding van deze partijgenote heeft het bestuur twee afgevaardigden naar de crematie gezonden en de voorzitter van de afdeling heeft daar ook namens de Vrouwenclub enkele woorden van dank en waardering gesproken. Juist, omdat het voor velen van ons onmogelijk was de crematie bij te wonen, gevoelen wij er behoefte aan, hier in onze eigen krant te getuigen van de waardering, die wij allen hebben, voor het vele werk, dat mevrouw Bergsma in al de jaren, dat zij secretaresse van onze club geweest is, gedaan heeft. Hoewel zij aanvankelijk niet het belang inzag, van een aparte vrouwenorganisatie in de partij, heeft zij — eenmaal van gedachten veranderd en toegetreden tot de club — haar beste krachten jarenlang juist in dienst van de club gesteld. Zó keurig verzorgd en plichtsgetrouw als zij al haar werk deed, zó zal niet licht een volgende secretaresse het kunnen doen! De herinnering aan haar zal een voorbeeld voor ons blijven van nauwgezette plichtsbetrachting en grote opofferingsgezindheid.

Onze gedachten gaan ook uit naar haar man, die nu wel zeer eenzaam achterblijft, maar misschien is het hem een troost te weten, dat vele Zwolse vrouwen met hem treuren over het verlies van een zo goede beminde clubgenoot.

Dat zij ruste in vrede. M. v. V.—G.

Tiele Wibautfonds

VERANTWOORDING NAGEKOMEN AFREKENING INZAMELING

1935—'36.

Hoorn ƒ 6.—.

VERANTWOORDING NAGEKOMEN AFREKENING INZAMELING

1936—'37.

Winterswijk ƒ 1.—, Wieringen f 1.50 en Wieringerwaard ƒ 1.60.