HET VORIGE: Nollie Pierson de 17-Jarige dochter van een predikant ontmoet in 1916 bij haar oom en tante waar zij gelogeerd is een jong officier. Cyril Morland Zij verloven zich en willen trouwen vóór tii.1 naar het front moer Tante Thirza voelt voor de jongelieden maar de vader wil geen toestemming geven Ais Cyrii pluu seling wordt opgeroepen maken zij s avonds samen een tocht naar een stille plek en op Nollie's aandringen wordt zij daar z'n vrouw Zij wil nu verpleegster worden en gaat naar een hospitaal, waar een nicht, Leila Lynch, hoofdverpleegster is. Door haar leert zij kapitein Port een vriend van Leila, kennen, een 40-jarig man, die gewond terug is gekomen/ Cyril sneuvelt.

Het blijkt, dat Nollie een baby verwacht. Gratian, haar zuster en haar man komen over en vernemen N.'s toestand. Ten slotte zegt Nollie het aan haar vader. Zij gaat naar haar tante Thirza.

No. 28.

De dienstboden krijgen vacantie, Juf en ik zullen voor alles zorgen. Ik zal het leuk vinden."

Bij die woorden stond hij weer op.

„Je bent een goede vrouw, Thirza!" En hij bracht de hand van zijn vrouw aan zijn lippen. „Er is in de hele wereld geen vrouw als jij!"

Thirza's ogen straalden. „Geef me je kopje even, ik zal je wat warme koffie inschenken "

Er werd besloten het plan in het midden der maand tot uitvoering te brengen en Thirza spande al haar krachten in om haar echtgenoot te doen begrijpen, dat één baby meer of minder er weinig op aankwam voor een wereld, die al twaalfhonderd millioen mensen bevatte. Maar hij, met het scherpere gevoel van den man voor familietrots, kon niet inzien, dat deze baby hetzelfde zou zijn als alle andere babies. En gedurende al die dagen placht hij voortdurend bij haar te komen om zijn hart uit te storten.

„Bij God!" riep hij op een dag, „ik kan er gewoon niet aan wennen — in onze familie! En Ted — dominé! Wat, duivels, zullen we er mee aanvangen?"

„Hetzelfde als we met onze eigene deden, Bob. Als Nollie het ons toestaat, waarom zouden we het dan niet adopteren? Het zal Iets zijn om mijn gedachten van de jongens af te leiden."

„Drommels, ja! Dat is een idee! Maar ik weet niet — Ted is een rare vent. Hij zal de een of andere leerstelling voor boetedoening of zo iets in zijn hoofd hebben."

„Och, kom!" zei Thirza, een beetje scherp.

„Ja, ja — Ted zal het lijntje strak willen spannen."

Het idee om voor een poosje in de stad te logeren, was Bob Pierson niet onaange¬

naam. Het speet hem -erg, dat Thirza niet bij hem zou zijn, een zo lange schelding zou een grote beproeving zijn. Maar — voor het vaderland en voor Nollie moest men er zich in schikken. Te drommel, ja!

Toen Thirza hem tenslotte naar de trein bracht, hadden beiden tranen in de ogen, want ze waren oprecht aan elkaar gehecht, en wisten heel goed, het zou een scheiding zijn van drie maanden op zijn minst.

„Ik zal elke dag schrijven", zei hij.

„Ik ook, Bob."

„Je zult niet kniezen, wel oudje?"

„Alleen maar, als jij het doet."

„Ik zal er om 5 uur 5 zijn en zij hier om 4 uur 50. Een kus — en laat de conducteurs naar de drommel lopen. God zegen je! Zou ze het vervelend vinden, als ik nu en dan eens kwam kijken?"

„Ik vrees van wel. Het is — het is — nou, jij weet het wel."

„Ja, ja, ik weet het!" En het was ook zo, want onder de ruwe oppervlakte had hij veel fijn gevoel.

Thirza's laatste woorden: „Je bent heel lief, Bob", bleven in zijn oren klinken gedurende de gehele reis, en gaven hem een raar gevoel in zijn keel.

Ze ging naar het huis terug, dat verlaten scheen zonder haar man, of Eve, of de jongens, of haar dienstboden, met niets dan de honden en de oude kinderjuffrouw, die ze in haar vertrouwen genomen had. Zelfs in dat beschutte, door bossen omgeven dal was het deze winter zeer koud.

Nollie, in een lange, met bont afgezette mantel, zag er moe en bleek uit, maar kalm — te kalm. Haar gezicht scheen Thirza als het ware van binnen uit verfijnd, heel bedaard, en met die peinzende ogen vermooid. In de tram nam ze de hand van het meisje met een vaste druk; dit was de enige toespeling op de toestand, die tussen hen gemaakt werd, behalve Nollie's gezegde: „Dank u wel, tantetje, dat u me hebben wilt: het Is allerliefst van u en oom Bob."

„Er is niemand thuis, lieveling, dan de oude kinderjuffrouw. Ik vrees, dat het erg stil voor je zal zijn, maar ik wou je leren koken, dat is wel nuttig."

De glimlach, die op Nollie's gezicht kwam, gaf Thirza letterlijk een schok.

„Dat zal prachtig zijn", zei ze.

Ze had het meisje een andere kamer gegeven en had deze bijzonder gezellig gemaakt door een houtvuur, chrysanten, blinkende koperen kandelaars, bedpannen, enz.

Ze ging met haar naar boven, toen het bedtijd was en, terwijl ze voor het vuur

ln hun oud tehuis in Buckinghamshire, dat ze fetielijk vreemdelingen voor elkaar waren, met alleen maar de sterke schakel van ver-verwijderde gezamenlijke herinneringen. Hierover praatten ze, en over de oorlog.

In zijn brieven aan Thirza placht Bob Edward's ascetisme te betreuren.

„We praten nooit over Nollie", schreef hij. „Altijd ben ik van plan er over te praten en hem te zeggen, dat hij eens op moet spelen, maar als het er op aankomt, kruip ik in mijn schulp, omdat ik het tenslotte toch ook voel; het zit me vreselijk dwars."

„Gratian en haar man zijn hier Zaterdag en Zondag geweest", schreef hij een beetje later. „Ik mag haar niet zo graag als Nollie: zij is mij te ernstig en te ronduit. Haar man lijkt echter een verstandige vent, maar een duivelse vrijdenker. Hij en de arme Ted zijn als kat en hond. Leila was er weer Zaterdag te eten en een zekere Fort kwam ook. Ze Is dol op hem, ik zag het met stond, zei ze: „Je weet, Nollie, dat ik beslist weiger, dit als een tragedie van enige aard te beschouwen. Leven ter wereld te brengen in deze dagen, hoe dan ook, behoort iedereen gelukkig te maken. Ik wilde alleen, dat ik het nog eens doen kon, dan zou ik me van enig nut gevoelen. Goede nacht, lieve; als je iets nodig hebt, klop dan maar op de muur. Ik slaap hiernaast. God zegen je."

Ze zag, dat het meisje zeer ontroerd was, ondanks haar bleek masker, en ging de kamer uit met grote verwondering over haar nichtjes kracht tot zelfbeheersing.

Maar ze sliep helemaal niet goed; want in haar verbeelding bleef ze Nollie zien, die zich van de ene kant naar de andere keerde in het grote bed, en die grote ogen voor haar, starend in het donker.

De ontmoeting van de gebroeders Pierson had plaats op het uur van het diner, en was gekenmerkt door een werkelijk Engels gemis aan vertoning. Ze waren zo buitengewoon verschillend en waren zo weinig bij elkaar geweest sedert de dagen van vroeger een half oog, maar de arme Ted ziet niets. De dokter en Ted praatten weer erg tegen elkaar in. Niemand sprak over Nollie. Ik moet er met Ted over praten, we moeten weten wat te doen, als alles voorbij is."

Maar niet voor midden Maart, toen de broers al twee maanden lang tegenover elkaar aan de maaltijden gezeten hadden, werd het onderwerp tussen hen aangeroerd en niet door Robert.

Edward stond na het eten bij de haard, ln zijn gewone houding, de ene voet op het hekje, de ene hand op de schoorsteenmantel en zijn ogen op de vlammen gericht, toen hij zei:

„Ik heb je nooit om vergeving gevraagd, Bob."

Robert, die nog bij zijn glas port aan tafel zat, schrok op, keek naar Edward's rug in de dominé's-jas en antwoordde: „Mijn beste kerel!"

„Het was heel moeilijk om er over te spreken."

„Natuurlijk, natuurlijk!"

„Het lijkt me nog ongelooflijk; en toch zal het in een paar weken zover zijn.