De positie van TsjechoSlowakije in Europa

In mijn vorige artikel heb ik een en ander verteld van de inwendige moeilijkheden van Tsjecho-Slowakije, die vooral veroorzaakt werden door de aanwezigheid van een

Duits-sprekende minderheid in dat land. Deze minderheid heeft, sterk on¬

der de invloed van de nationaal-socialistische geest en in de hoop op Duitse hulp, vérstrekkende eisen voor zelfbestuur gesteld. Men is in Praag geneigd om hen in dat zelfbestuur heel ver tegemoet te komen. Het behoort tot de grondbeginselen van de Tsjecho-Slowaakse staat, dat men de verschillende nationaliteiten ruimte en gelegenheid laat om zich volgens eigen tradities te ontwikkelen en eigen taal te gebruiken. Maar indien de nationale minderheid sterk is bezield met nationaal-socialistische sympathieën komen er ook nog andere vraagstukken bij kijken. Wat moet b.v. de regering doen, als de Sudeten-Duitsers in de steden waar zij de meerderheid hebben alle Joodse ambtenaren ontslaan en alle Joodse winkels gaan boycotten onder het motto van zelfbestuur en zelfbeschikkingsrecht? En zelfs al zou men dat zelfbestuur in sommige geheel Duitse streken zeer ver doorvoeren: één van de moeilijkheden is juist, dat er ook streken zijn, waar de bevolking gemengd is, waar dus Duits sprekende gezinnen wonen naast Tsjechen. Hoe moet men in deze streken de Sudeten-Duitse partij behandelen?

Een ding staat wel vast: de Tsjechische regering is bereid zelfbestuur toe te staan, maar ze is niet bereid ertoe mee te werken, dat Sudetenland zich los maakt van Tsjecho-Slowakije en dan vroeg of laat aansluiting zoekt bij Duitsland.

Van zulk een aansluiting wordt in Sudetenland waarschijnlijk gedroomd: met het voorbeeld van de Oostenrijkse nationaal-socialisten voor ogen, voeren de Henleinisten een verbeten strijd tegen de regering te Praag. Is het echter ook de wens van Duitsland, dat TsjechoSlowakije een stuk grondgebied en de

daarop wonende Duitse bevolking aan Duitsland asftaat? Er is reden om aan te nemen, dat men in Duitsland een dergelijke ontwikkeling niet wenst. Immers, indien Tsjecho-Slowakije de Duitse inwoners zou verliezen, dan zou wellicht het gehele voortbestaan van de staat in gevaar komen: er leven in dat land ook Hongaarse minderheden en Poolse minderheden. Mochten deze volken drang gaan uitoefenen om nu op hun beurt zich van Tsjecho-Slowakije los te scheuren en zich bij Hongarije en bij Polen te voegen dan zou het gevaar bestaan, dat Polen en Hongarije tezamen een flink stuk van Tsjecho-Slowakije opslokten. Deze beide landen zouden dan aan elkaar komen te grenzen en met elkaar Duitsland dwars zitten.

Want een ding mag men niet uit het oog verliezen bij de beoordeling van de Duitse politiek in Midden-Europa: het is de Duitsers te doen om een zeer konkreet doel, dat is de doortocht naar Roemenië en Hongarije en naar de Oekraïne. Deze landen leveren de goederen, die men in Duitsland zelf ontbeert: graan en petroleum. Om de doortocht naar het Zuid-Oosten, naar de begerenswaardige goederen vrij te houden, moet Duitsland macht hebben over Tsjecho-Slowakije. Maar het moet zien te verhinderen, dat Tsjecho-Slowakije uit elkaar valt.

Voor dit doel dienen de Sudeten-Duitsers. In Duitsland spreekt men van hen als onderdrukte en geknechte volksgenoten. In Tsjecho-Slowakije gebruikt men hen als dreigement om de Praagse regering tot concessies te dwingen.

Er zijn tekenen, die erop wijzen, dat Hitier militair ingrijpen zogenaamd ten gunste van de Sudeten-Duitsers heeft overwogen en dat hij daarvoor een oorlog met Tsjecho-Slowakije zou hebben geriskeerd. Wellicht zou dit ingrijpen een feit geworden zijn, indien men in Duitsland zeker had geweten, dat TsjechoSlowakije voor zijn verdediging alleen zou hebben gestaan. De verwachting is min of meer geweest, dat de staten van West-Europa wel niet zouden ingrijpen uit angst voor een wereldoorlog en dat volledige onderwerping van dat land gemakkelijk zou zijn.

De houding van Engeland heeft een streep door de rekening gehaald: de Engelse regering heeft in Berlijn zeer

duidelijk laten meedelen, dat een aanval op Tsjecho-Slowaaks gebied ingrijpen van Engeland en van Frankrijk tengevolge zou hebben. Op de hulp van Rusland aan Tsjecho-Slowakije heeft men altijd wel gerekend, maar er kwam in die dagen zelfs nog een onverwachte bondgenoot bij: ook Polen — in de laatste jaren de beste vriend van Duitsland — heeft verzet tegen Duits ingrijpen iii Sudetenland aangekondigd.

Een militair optreden tegen zoveel vijanden heeft men in Duitsland niet aangedurfd; er zijn nu geen troepenbewegingen meer bij de Tsjecho-Slowaakse grens en zelfs schijnt men vanuit Berlijn aan Henlein, de Sudeten-Duitse leider, te hebben aanbevolen om wat gematigder op t° treden.

Er is alle reden om te zeggen dat de forse houding van de Engelse regering ditmaal een wereldoorlog voorkomen heeft. Maar men moet er dan onmiddellijk bijvoegen, dat deze hele ontwikkeling toch uitermate gevaarlijk blijft. Want inderdaad, Duitsland heeft nu moeten inbinden. Maar toch alleen omdat het zich niet sterk genoeg voelde tegen een zo grote overmacht. En omdat het wist onder de huidige omstandigheden op geen bondgenootschap t? kunnen rekenen. Mussolini, die ook belangen heeft in Oost- en Zuid-Europa en die voor militaire samenwerking met Duitsland in de toekomst wel schijnt te voelen, heeft op het moment zijn handen vol in Spanje en in Abessinië. De oorlog in Spanje en de kolonisatie van Abessinië kosten Italië bovendien teveel geld oir een Europese oorlog thans financieel mogelijk te maken.

Maar dat blijft niet zo: over enige jaren als de Duitse bewapening zich verder heeft ontwikkeld en het bondgenootschap met Italië steviger is geworden, zal Duitsland dan nog terugtreden voor dreigementen van Engelse zijde? Zal het door de nederlaag van vandaag niet sterker geprikkeld worden om nog meer te wapenen en zich nog meer op de komende oorlog in te stellen? Zal niet doordat de oorlog thans vermeden is, de oorlog over enkele jaren des te verschrikkelijker zijn?

De enigen, die beslist bij de situatie van het ogenblik voordeel behalen, zijn de Sudeten-Duitsers. Niet alleen de regering te Praag treedt met uiterste inschikkelijkheid tegen hen op; zij zijn in geheel Europa belangrijk geworden. Henlein is kort geleden door Engelse conservatieven uitgenodigd om in Londen zijn standpunt te tornen uiteenzetten. Men kan er van op aan, dat hij daar de belofte heeft gekregen, dat men zijn rechtmatige eisen in Praag zou ondersteunen, mits hij maar geen onherstelbare breuk zou forceren. Inderdaad heeft Benesj op Engelse aandrang, daarna de sociaal-democraten, die natuurlijk verwoede tegenstanders van Duitsland zijn, uit de regering laten treden, waar zij vervangen werden door personen uit conservatieve krihg. Ook in Duitsland hebben de Engelsen ongetwij-