ONS KINDERBLAADJE

Prinses:

Ach kikker, kikker, verdwijn toch nog niet,

O help me toch in dit verdriet.

Zeg alles wat je wilt, zeg 't vlug,

En breng mij toch mijn bal terug.

'k Beloof je alles, wat je vraagt.

Kikker:

Nu hebben we genoeg gepraat.

(gaat met nadruk verder):

Prinses, ik wil je vriendje zijn,

En altijd met je samen zijn.

We eten samen uit één bord.

Prinses: (niet erg daarmee ingenomen):

Nu, dat duurt toch altijd maar kort.

Kikker:

We drinken samen uit één beker.

Prinses:

Ja, ja, nu is 't genoeg toch zeker?

Kikker:

We slapen saam in 't zelfde bed.

Prinses: (wil eigenlijk niet luisteren; zegt maar haastig):

Ja, ja.

Kikker:

Wel nu, dan opgelet.

'k Spring in de bron en breng je vlug,

Je mooie gouden bal terug.

(De kikker verdwijnt s-pringend en kwakend in de bron (achter één der knotwilgen). Een ogenblik van spanning, dan komt hij terug en rolt de bal naar de prinses, die hem haastig opraapt en daarna wegholt).

Kikker:

O, blonde koningsdochter mijn,

Ik zou toch steeds je vriendje zijn.

Ben je nu je belofte reeds vergeten?

Straks gaat ze in 't paleis al eten!

(De prinses is achter het doek, dat de achtergrond van het toneel vormt, verdwenen en de kikker springt haar, treurig kwakend, achterna).

De achtergrond kan heel eenvoudig gemaakt worden door een paar doeken tussen bomen op te hangen, of, als er geen bomen zijn, door een kamerscherm. (Wordt vervolgd).

CU

Wie ben ik?

In 't speelkwartier

en ook na ,

dan geef ik menig kind pleizier,

ze draaien om mij henen

en ik neem vlug de ,

ze geven mij een harde klap

en ik vlieg vlug weg voor de ;

ik denk, dat je mij allen kent,

als je geen domme kinders

S. S. S.

BIJBLAD VAN „DE PROLETARISCHE VROUW" VAN 13 JULI 1938. No. 1191. ACHT EN TWINT. JAARGANG No. 1073 VAN „ONS KINDERBLAADJE". VERSCHIJNT ELKE WOENSDAG. RED.-ADRES: P. C. HOOFTSTRAAT 144 HUIS, AMSTERDAM.

Het Kinderhuis aan Zee

Een echte Toneelopvoering

Door H. ROOS.

Het was Zaterdagmorgen. Alle kinderen waren naar school, behalve Els. Ze was zo erg verkouden geweest, dat juffrouw Greet het maar beter gevonden had haar een paar dagen in bed te stoppen. Ze was nu al wel op, maar ze hoestte nog; ze mocht nog niet naar school.

Hè, ze verveelde zich. Ze had al een poosje gelezen en om te gaan handwerken, daarin had ze nu helemaal geen zin.

„Kom," zei juffrouw Jo, „ga met me mee naar de zolder, ik moet net de was ophangen, dan kun je mij helpen".

Dat was fijn! Els huppelde achter juffrouw Jo aan, de trappen op. Wat zag zo'n zolder er eigenlijk gezellig uit: hier een oude stoel op drie poten; daar een verveloze tafel; een klok, die niet meer liep; koffers, kisten, wat niet al. En daar in een donkere hoek stond een oude wasmand. Die werd niet meer voor wasgoed gebruikt, want de bodem viel er bijna uit. Maar wat zat er nu toch eigenlijk in? Er stak zo'n mooie lap rood fluweel uit:

„Juffrouw Jo, wat zit er toch in die oude wasmand?" vroeg Els.

„Daarin", zei juffrouw Jo, „daar zitten kleren van heel, heel vroeger in. Ja, weet je hoe we daaraan zijn gekomen? We hebben een tijd geleden eens een toneelstukje opgevoerd. Er waren toen andere kinderen hier en opeens hadden we zo'n zin toneel te gaan spelen, maar we hadden er helemaal geen kleren voor. Toen hebben we van een grootmoeder van een van de kinders een heleboel gekregen en juffrouw Truus en ik hebben er nog van alles bijgenaaid. Er zijn zulke enige kleren bij", en juffrouw Jo liep naar de mand toe.

„Je zou bij elk stuk een heel verhaal kunnen bedenken", zei Els. „O, kijk u eens, deze prachtige fluwelen japon heeft die grootmoeder zeker op haar verjaardag gedragen; en kijk toch, zou ze dit kanten mutsje 's nachts op gehad hebben!"

Els moest het eens even op haar eigen krullen zetten. Juffrouw Jo lachte er smakelijk om; 't stond zo grappig.

„En een hoge zijden hoed, wat echt! Die is vast van de bruiloft van die oma."

Ze haalde maar steeds meer uit de mand: een pracht van een sleep, een oude hoed met een veer er op, lange witte handschoenen en wat niet al.

„O, maar juffrouw Jo, zouden wij ook niet eens met z'n allen wat