Tangen? Als ik maar weer naar Frankrijk kon gaan!" En toen zag hij in de geest Nollie weer over het vallende koren gebogen.

„Ik zal het nog eens proberen," — dacht hij, „nog eens — morgen ergens, ik wil het zeker weten. En als ik krijg, wat Leila gekregen heeft, zal ik het verdiend hebben, denk ik. Arme Leila! Waar is ze? Weer in Afrika?"

Wat was dat!

Een kreet — van angst — in dat bos! Naar de rand gaande, riep hij „Hallo!" en stond in de duisternis te staren. Hij hoorde het geluid van opzij gedrukte heesters en floot. Een gedaante kwam er uit vliegen, bijna in zijn armen.

„Hola!" zeide hij, „wat is er?"

Een stem hijde: „O! het is niets!"

Hij zag Nollie. Ze was teruggeweken en stond ongeveer een meter van hem af. Hij kon vaag zien, dat ze haar gezicht met de armen bedenkte. Instinctief voelend, dat ze haar vrees wenste te verbergen, zei hij rustig:

„Wat een geluk! Ik kwam juist voorbij. Het is vreselijk donker."

„Ik — ik was verdwaald, en een man — greep mijn voet, daar in het bos."

Zo zeer ontroerde hem het stoten en hijgen van haar ademhaling, dat hij zich niet beheersen kon, een stap naar voren deed en zijn handen op haar schouders legde. Hij hield haar licht omvat, zonder te

spreken, bevreesd, dat hij haar trots zou kunnen kwetsen.

„Ik — ik raakte daarin," hijgde ze, „en de bomen — en ik struikelde over een slapenden man, en hij "

„Ja, ja, ik weet het," mompelde hij, als tot een kind. Ze had de armen laten zakken en hij kon haar gezicht zien, met onnatuurlijk wijd geopende ogen en trillende lippen. En toen, door zijn ontroering overmand, trok hij haar zo dicht naar zich toe, dat hij het bonzen van haar hart kon voelen en drukte zijn lippen op haar voorhoofd, dat helemaal nat was van warmte.

Ze sloot de ogen, snikte even en verborg haar gezicht tegen zijn jas.

„Zo, zo, mijn lieveling!" zei hij maar steeds, „zo, zo, mijn lieveling!" Hij kon voelen, hoe ze haar wang tegen zijn schouder drukte. Hij had haar — hij had haar. Hij was er zeker van, dat ze nu niet meer terug zou trekken! En in de verbazing en verrukking van die gedachte, scheen de hele wereld boven haar, de sterren in haar loop, het bos, dat haar verschrikt had, wonderen van schoonheid en volmaaktheid. Door een geluk, als een man nooit ondervonden had, had hij haar gekregen! En hij mompelde altijd en altijd weer:

„Ik heb je lief." Ze rustte volmaakt stil tegen hem aan, terwijl haar hart langzamerhand ophield, zo snel te kloppen. Hij kon voelen, hoe ze haar wang wreef tegen zijn

wollen jas. Plotseling snuffelde ze er aan en fluisterde:

„Het ruikt lekker."

HOOFDSTUK VI.

Als de zomerzon heel Egypte verbrand heeft, kijkt de blanke elke dag begerig uit naar de avond, welks rose kleurige sluier beneden in schitterende kleuren overgaat in het dofbruin der heuvels en naar boven met alle kleuren van de regenboog in het langzaam dieper wordende blauw. Pierson stond naar het mysterie der woestijn te kijken van onder de kleine groep palmen en heesters, die de tuin van het hospitaal uitmaakten. Het lied van de avond klonk luid van overal; uit de verre vleugel draaide een gramophoon een café-chantant liedje af; twee vliegtuigen, die er uitzagen als de valken der woestijn, lieten het zachte gegons van hun vlucht horen; van het Arabische dorp kwamen metaalstemmen tót hem, de raderen der waterputten kraakten, en nu en dan ruiste de woestijnwind met korte stoten door de droge palmbladeren. Aan beide kanten liep een oude weg uit, waarvan de richting aangeduid werd door de oude uitkijktorens van een vorige eeuw.

Tot nu toe had zijn nieuwe werk hem niet nader tot de harten der mensen gebracht. Of hij voelde althans niet, dat het zo was.

(Slot volgt).

^.sV00R DE HUfóVROWJtM^

Restverwerking van oud brood

In iedere huishouding komt het wel eens of zelfs geregeld voor dat men met oud brood bluft zitten. Dit kan nu op verschillende manieren nuttig gebruikt worden. Wij kunnen er b.v. sandwiches van maken.

Wij snijden er dunne sneetjes van en ontdoen die van de korstjes, snijden ze midden door, leggen er een plakje kaas of kaas of kaas, ham, kaas tussen en bakken ze goudbruin in de boter. Dit zijn de gewone kaassandwiches. Ook kan men er inplaats van kaas, gerookte zalm tussen leggen. Weer een andere manier is de sneedjes brood te roosteren en ze te beleggen met sardines.

Ook maakt men van hardgekookte eieren, boter, peper, zout of eieren, slaolie, azijn, zout en desverkiezend ietsje moesterd een smeerseltje. Men besmeert hiermee de gebakken sneetjes zo, dat ze in 't midden hoger zijn dan aan de kanten. Sneetjes brood in boter gebakken met dikke appelmoes of rabarbermoes bestreken (ook gebombeerd, zie boven) en versierd met kaneel en suiker is een lekker toetje. Hebt u meer oud

brood over, dan kunt u er een broodomelette of broodpudding van maken.

Broodpudding.

i L. melk, 10 sneetjes brood, plm. 300 gr„ 100 gr. rozijnen of half krenten, half rozijnen, suiker. Was de krenten goed en zoek ze uit, zet ze op met de melk en laat de krenten opwellen. Snijd in die tijd het brood aan kleine stukjes, na er eerst de korstjes te hebben afgedaan. Breng de melk aan de kook, strooi er de stukjes brood in, roer met een houten lepel de stukjes goed fijn, zodat het brood goed doorweekt is (het mengsel moet goed stevig zijn) en doe de massa over in een met koud water omgespoelde vorm of schaal. Men kan na bekoeling de pudding storten.

Broodomelette.

300 gr. oud brood, 60 gr. suiker, 60 gr. boter, 3 kopjes melk, 3 eieren, wat jam. Week het brood in de lauwe melk en wrijf het volkomen fijn. Roer er de eidooiers door en de suiker en het zeer stijf geslagen eiwit.

Maak de helft der boter lichtbruin in de koekepan, doe er de helft van het beslag in en bak het aan weerszijden lichtbruin. Leg de koek op een verwarmde schotel en bestrijk hem desverkiezend met wat jam. Bak van de

andere helft nog een koek en leg deze er boven op. Bestrooi ze met poedersuiker en dien ze warm op.

Ook kan men van brood met appelen, brood met krenten en rozijnen, brood met amandelen, brood met sinaasappelen enz. smakelijke schoteltjes klaarmaken. Van de korsten kan men heel goed paneermeel maken. Wij beginnen eerst de korsten te drogen desnoods in een lauwe oven. De korsten moeten in elk geval door en door droog zijn, ze worden dan in de molen gemalen, het fijne gedeelte doen we dan in de zeef en zeven door. De hele grove stukken doen we nog een keer in de molen, de fijnere rollen we op een papier met de deegrol fijn tot we alles kunnen doorzeven. Wij hebben zo dus van de broodkorsten nog profijt getrokken.

E. P.-M.

Drukfouten in het artikel

over Kinderverlamming

Er waren enige drukfouten in het artikel over kinderverlamming (vorig nr.), welke wij hierbij herstellen:

poliomyclitis anterior acute moet zijn: poliomyelitis anterior acuta.

serumin/ecties moet zijn: seruminjecties.