DE FUSIE.

Wij ontvingen de volgende ingezonden stukken :

Haarlem. Bij de Fusie-voorstellen van de Hoofdbesturen der Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen en der Nederlandsche Unie voor Vrouwenbelangen, opgenomen in het Maandblad van de Ver. van Staatsburgeressen, wordt de naam der nieuw te stichten Vereeniging voorloopig vastgesteld op : „Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap."

Tevens wordt echter gemeld dat, „andere voorstellen omtrent een naam gaarne in overweging zullen worden genomen".

Mag ik dus Uwe aandacht vragen voor de benaming:

„Bond voor Vrouwen-Rechten en -Belangen",

als zijnde kort en bondig. Aan lange, ingewikkelde benamingen, die moeilijk in te korten zijn, went het publiek niet gauw. Korte, bondige daarentegen slaan meestal snel in.

Uit de benaming: Bond voor Vrouwen Rechten en Belangen, blijkt duidelijk, dat het doel der nieuwe Vereeniging, zoowei het verkrijgen van Gelijk Staatsburgerschap, als het behartigen van Vrouwenbelangen beoogt.

Hoogachtend,

E. J. VAN WAVEREN—RESINK, (Lid van de Ver. v. Staatsburgeressen).

23 Januari 1930.

Leeuwarden. 15 Januari 1.1. hielden wij een ledenvergadering teneinde de voorstellen, leidende tot de fusie van onze vereeniging met die der Unie voor Vrouwenbelangen te bespreken.

In principe is onze afdeeling voor de fusie; de voordeelen er aan verbonden lijken ons grooter dan de mogelijke nadeelen.

Met punt 1 zijn we 't eens.

Punt 2 geeft meer moeilijkheid. De aangegeven naam kan ons niet bekoren. Zou de naam niet kunnen zijn: Vereeniging voor Vrouwenbelangen op maatschappelijk en staatkundig gebied of: Vereeniging voor Vrouwenbelangen in maatschappij en staat.

Punt 3 kunnen wij wel mee instemmen.

Punt 4 zouden wij gaarne aldus gewijzigd hebben:

waarvan 1/s mannen zullen moeten zijn in „ „ „ „ mogAi izijn.

Met punt 5 zijn we het eens evenals met punt 6 en de overgangsbepalingen. Als naam voor het orgaan der nieuwe vereeniging lijkt ons het eenvoudigste:

Maandblad of Orgaan der Vereeniging voor Vrouwenbelangen.

Verder was het ons niet duidelijk of de 7 punten zooals zij door onze Vereeniging naar voren zijn gebracht, geheel teruggevonden worden in de beginselen der nieuwe Vereeniging. Dit zal ons door bespreking in het Maandblad of door de behandeling op de Algemeene Vergadering wel duidelijk worden.

J. H. WELLING—CLAASEN, Secr.

Den Haag. Gaarne maak ik gebruik van de, in het Maandblad van Jan. aangeboden gelegenheid, om de voorstellen omtrent de Fusie in dit blad te bespreken, en vragen dienaangaande te stellen, en wil ik in 't kort ook mijn meening daarover mededeelen.

Daar het voorstel voor een Fusie is uitgegaan van de Haagsche Af deelingen van beide Vereenigingen, moet ik om te beginnen zeggen, dat ik eerst sinds Mei J.l. vanuit Nijmegen naar

de Haagsche Afdeeling van de Vereeniging voor Staatsbos ^ ressen ben gekomen en sinds October deel uitmaak van het •' deelingsbestuur, dus nadat bovengenoemd voorstel was diend. Ik ben dus ook niet bij de besprekingen, die daaraan ^ vooraf zijn gegaan, tegenwoordig geweest. ^

Nu de „fusie-voorstellen", door de beide Hoofdbesturen v2i || gesteld, zijn verschenen, en eerlang het onderwerp van bespre^'V zullen uitmaken in de Bestuurs-, zoowel als in de Lede' 5 vergaderingen van de verschillende Af deelingen, en dan ^ laatste instantie ook op de Algemeene Vergadering, is het goed gezien, dat wij er vooraf alle pro's en contra's ovef' p hooren of te lezen krijgen, ten minste voor zoover die le^£' -(,j vergaderingen nog niet gehouden zijn. Dit artikeltje bijv. f ^ niet vóór 15 Februari in het Maandblad opgenomen kun"'^ worden. u

Gedachtig aan het gezegde: „In vereeniging schuilt kra^ ^ ben ik zeer sterk vóór de ontbinding van beide Vereenigi^ ^ en vóór de Fusie, mits deze er wat beters voor in de pla'1 ^ geeft, en niets van het goede uit de Vereeniging van Sta^ ^ burgeressen wordt ingeboet. ( .

Ik

Bij Punt 1 van het eerste voorstel ga ik geheel accoord met' ^ eerste gedeelte: „De Vereeniging stelt zich ten doel de algel^ ^ wettelijke, maatschappelijke en economische gelijkstelling v'3', man en vrouw te bevorderen," mits in de plaats van te b^^ deren gelezen kan worden: te verkrijgen en vooral ook er ^ opgenomen wordt: te behouden.

Maar bij het tweede gedeelte vraag ik mij af, is dit nie' veel omvattend, in aanmerking genomen alles, wat tot de g&z"1 taak behoort, als huishouden, de algeheele verzorging van ft" en hof, zuigelingenverpleging, verzorging en opvoeding 4 kinderen, kleine, zoowel als groote, ziekenverpleging, het op1' hoogte zijn van hygiëne en warenkennis, lectuur voor kleinere' L grootere kinderen, bekend zijn met alle inrichtingen v>'i onderwijs en opleiding, ook voor oudere kinderen, enz., enZ- A Zouden het Hoofdbestuur en de Afdeelingsbesturen dan ^ (*i met eenige leden moeten worden uitgebreid, om in dat al'" if'e leiding te kunnen geven ? 'Jó

Met Punt 2 kan ik mij vereenigen, tenzij iemand een 'c schiktere naam vindt.

i

Bij Punt 3 begin ik weer met een vraag. Ce

Heeft de Unie van Vrouwenbelangen, die ook mannelijke le''1 l,Ji telt, zooveel meer bereikt en zooveel meer gepresteerd dan '' '!j( Vereeniging van Staatsburgeressen? Samenwerken van man 1 vrouw is prachtig op zich zelf. 'k'

Dat de mannen willen medewerken aan de belangen van l'

t Vi

vrouw, en om de algeheele wettelijke, maatschappelijke ( J

economische gelijkstelling met den man voor haar te verkrijg..1

.0 "l|h

maar vooral ook die voor haar te behouden, moeten wij zeker1 ^

hoogste appreciëeren, en stel ik persoonlijk ook op hoogen pr'-',s c

Maar daarvoor is het niet noodig, dat zij lid worden van eC

speciale Vrouwenvereeniging. ^

Dat kunnen zij op elk ander terrein met meer vrucht d°c' ^

öfi

Ik noem hier alleen maar de Kiesvereenigingen, de dive11 regeeringslichamen, alle Vereenigingen, die werken voor ^ | behoud van den vrede enz., enz. ^

En „om de vrouwen voor te lichten omtrent alle vraagstuk'^ welke voor haar met het oog op haar burgerschapsrecht en h3'' ^ gezinstaak van belang zijn", is het toch zeker evenmin nood' ^ dat wij mannelijke leden in onze Vereeniging opnemen. DeSr'^ wenscht kunnen wij daar mannelijke sprekers voor uitnoodi£