ook in de andere afdeelingen studieavonden belegd zullen borden om deze kwestie onder het oog te zien. Wij hopen, dat V£"i alle kanten de Jongeren met voorstellen aan zullen komen.

Maar boven alles hopen wij, dat al deze voorstellen, al komen ook van de jongere generatie, die Uw grootere ervaring en 'evenswijsheid misschien nog mist, bij U een open oor mogen vinden. ADèLE RUYTER.

Ofschoon het mijn volkomen instemming heeft, dat de meening van de Amsterdamsche jongeren, bij monde van ons gewaarwerd medelid Mej. Ruyter, in het Maandblad tot uiting komt, s*el ik er toch prijs op te verklaren, dat haar opvating niet geWel de mijne is, noch naar ik meen van een aantal onzer jongere Medeleden. In een volgend nummer hoop ik hier nog nader op ierug te kunnen komen. M GOEDHART,

Pres. Jongerengroep.

DE JEUGD EN HET FEMINISME.

In het vorige nummer van ons blad schreef Mej. Ruyter over Wt Berlijnsch congres en de jongeren.

Zij kwam tot de conclusie, dat de belangstellende jongeren Het dankbaarheid het werk der pioniersters herdenken en — Wt daarbij laten.

Wir sind nicht gegen euch, wir können aber auch nicht mit eUch sein.

Op de vergadering der afd. Amsterdam van 14 Jan. 1.1. hield e°n afgevaardigde van het jongerencomité onzer vereeniging een referaat, getiteld: „Wat willen wij jongeren?", dat, zooals *ij zelve zegt, het resultaat is geweest van ernstige besprekingen Wr jongeren onder elkaar.

Ook hier is dat resultaat het aanvoelen van een tekort van het 'etriinisme tegenover de hedendaagsche jeugd, zooals het verlag, dat elders in dit blad is opgenomen, te lezen geeft. Deze 'ungeren wenden zich niet van ons met de woorden harer DuitSche zusters: wir sind nicht gegen euch, wir können auch nicht Hit euch sein, neen, zij grijpen ons vast en zeggen : wij verdachten toch wel iets van U, wij verlangen toch Uwen steun, zelf geven zij eenige aanwijzingen daaromtrent.

't Is voorloopig slechts een enkel punt dat zij aanroeren en Wt mij lijkt niet het hart der kwestie te raken, maar goed, * is in ieder geval een richting die zij wijzen.

En waarmede wij zeker rekening zullen houden indien er c°ntact komt tusschen Staatsburgeressen en groepen der HuisVrouwenvereeniging.

Maar ruim dertig jaar geleden ijverde reeds Nelly van Kol v°or deze vroege, door de moeder te geven voorlichting over de ^heimen der geboorte, vijf en twintig jaar geleden besprak ik 6n met mij deden dat vele andere moeders, met mijne kleine kinWren deze dingen. Ik meen, dat dit sindsdien door de meeste hoeders wordt gedaan.

Neen, daarin ligt niet „de zware obsessie" waaronder de jeugd van tegenwoordig zegt te leven.

Ook niet in de problemen door boeken als „Sleeveless Errand" »the Well of Loneliness" behandeld.

Deze dingen blijven goddank ook in onzen tijd beperkt tot ^f'kele abnormalen. Ik ontken niet, dat zij een bitter en droef '■jden hebben door te maken, maar dat is niet het vraagstuk, dat W ormale vrouwelijke jeugd van onzen tijd bezwaart.

Ook een andere jongere, Mej. Emma Rusman heeft in eenige artikelen in de Nieuwe Crt. hetzelfde thema behandeld.

hedendaagsche jeugd aldus Mej. Rusman, ziet de gelijk¬

waardigheid der beide geslachten als een voldongen feit, zij ziet den strijd der feministen om de achterlijke wetgeving tot overeenstemming te brengen met de reeds heerschende zede als niet bijzonder belangrijk en de strijd voor gelijk loon, benoembaarheid enz. als tamelijk materialistisch.

En de jeugd kan wel in vuur geraken voor idealen, doch moeilijk voor deze nuchtere, tamelijk onbelangrijke kwesties. Bovendien voelt de vrouwelijke jeugd in den strijd der feministen een strijd tegen het andere geslacht en daarmede is voor haar die strijd gevonnist. De meisjes van tegenwoordig willen boven en vóór alles goede kameraden zijn met de jongens, dat blijkt duidelijk uit het karakter van alle soorten van jeugdbeweging van den tegenwoordigen tijd.

De bekommernissen der jeugd betreffen in de eerste plaats juist die verhouding tot het andere geslacht, betreffen in hoofdzaak, liefdes-sexueele problemen, en, zoo verwijten al deze jongeren het feminisme: daarover hebt gij gezwegen in alle talen, daarover zwijgt gij nog steeds, ondanks het feit, dat de z.g. neofeministen (hoewel die tot dwaze en onaanvaardbare conclusies komen), deze problemen wel degelijk als de belangrijkste aanvoelen en bespreken.

Wat hebben wij op dit driewerf gehoorde verwijt van de jongeren ten antwoord ? Is het waar dat, zooals Mej. R. zegt, de vrouwenbeweging nog slechts strijdt voor onbelangrijke, min of meer materialistische dingen ?

Een onzer voornaamste doelpunten is het verkrijgen van betere huwelijkswetten.

De gedachten en de belangstelling der hedendaagsche jeugd gaat volgens haar eigen zeggen grootendeels uit naar de problemen van liefde en huwelijk. En toch meenen zij dat de strijd voor betere huwelijkswetten een min of meer academische strijd is, die het leven niet raakt ?

De groote, groote fout in onze samenleving is, dat de liefdesproblemen vastgekoppeld zijn aan de economische, dat de zuivere, diepe gevoelens, waarvan Vondel zegt, dat zij als geen andere Gods liefde naderen, als Gods liefde groot zijn, dcor de afhankelijkheid van brood en onderdak en verzorging, dikwijls ferfonfaaid, verknoeid, verleugend en verdraaid worden, in het huwelijk zoowel als daarbuiten.

Niet voor niets staan al die sinistere grappen in de humoristische bladen over de vrouwtjes die den man een nieuwe japon of een feestuitgang moeten afbedelen met kusjes en vleierijtjes.

Is voor de jonge meisjes, die voor 't grootste deel toch graag haren werkkring opgeven voor den gezinsarbeid dan zoo onbelangrijk deze strijd voor zelfstandigheid en gelijkberechtigdheid der vrouw in het huwelijk, opdat als recht zal worden erkend wat thans als gunst wordt gegeven ? Dat de vrouw niet meer als de onderhoudene, maar door haren arbeid in huis, in het gezin als de medeonderhoudster van dat gezin wordt aangemerkt door de wet ?

Is dit streven onbelangrijk en materialistisch ?

M.i. is het m e e r dan waard door onze jongeren met kracht te worden gesteund.

Nu het tweede verwijt, dat wij de kwesties over liefde en huwelijk met zekere minachting terzijde geschoven hebben en slechts den nadruk hebben gelegd op vrouwena r b e i d en gelijkberechtiging.

A 11 ij d zijn wij van meening geweest, dat een gelukkig liefdeleven, een gelukkig moederschap voor de vrouw de hoogste, de schoonste levensvervulling beteekent.