De wil tot vrede en

Naar aanleiding van het artikel van

H. W. in het nr. van 25 Januari J.l.

Er is een woord van Erasmus dat zegt: „De vrede ligt grotendeels opgesloten in het feit, dat men hem wil met alle krachten van zijn ziel." —

(Die wil kan echter niet blind zijn; hij moet zich oriënteren aan de omstandiheden, waarin wij leven.)

Dit citaat wil ik als uitgangspunt nemen bij een beschouwing, die ik wens te houden, naar aanleiding van het artikel „De wil tot vrede", door H. W. in de „Prol Vrouw" van 25 Jan. j.l. en dat de bespreking inhoudt van een brochure .van mevr. J. Luber.

Het artikel gelezen hebbende, kunnen wij het er mee eens zijn, dat deze beschouwingen wel belangrijk maar in het geheel niet nieuw zijn en dat het antwoord op die gestelde vragen, ons lichtelijk verwarrend werkend en vaag voorkomt.

Dat er voor de zoveelste keer tegen het militarisme als zodanig wordt te velde getrokken als afschuwelijk maatschappelijk verschijnsel en een vreselijke ramp, en betoogd dat wij als vrouwen en moeders de eerst geroepenen in de strijd tegen de oorlog zouden moeten zijn, hebben we reeds meerdere malen gehoord. Deze opvatting was jaren lang gemeengoed in de strijd die de soc. arb. beweging internationaal voor de ontwapening voerde. In onze propaganda hebben wij steeds gepoogd de volken van de noodzakelijkheid der ontwapening te doordringen, vooral de vrouwen.

Helaas hebben de veranderde omstandigheden ons gedwongen een ander standpunt in de buitenlandse politiek in te nemen.

Het 'is een afgezaagde gemeenplaats en vals feminisme geworden om te spreken over de vrouw en moeder als voortbrengster en draagster van het nieuwe leven. Is de man geen voortbrenger van het leven! En is het niet een nog altijd onbewezen uitlating, dat de vrouwen zoveel meer verantwoordelijkheid en liefde voor haar kinderen hebben dan de man. Tenminste als ze allebei normale ouders kunnen worden genoemd. De materiële zorgen nemen de moeder altijd meer in beslag. Of haar liefde in het algemeen zoveel sterker is dan die van den vader, staat te betwijfelen.

Dat wij met geestelijke middelen voor de vrede moeten blijven strijden, omdat deze middelen op den duur het meest doeltreffend zullen blijken niet alleen, maar ook omdat zij onze menswaardigheid het meest nabij komen, beamen wij ten volle. Maar juist omdat wij van mening zijn, dat dit op den duur de uiteindelijke weg moet zijn, kunnen wij niet tosgeven, dat in dit tijdsgewricht van erbarmelijk geweldsmisbruik en dictatoriale veroveringszucht deze middelen voldoende zouden zijn, om onze wil tot vrpde duidelijk pn vastbesloten

de werkelijkheid ')

aan de geweldsfanatici kenbaar te maken.

En wij verwerpen de beschuldiging van oorlogsbereid te zijn, als wij moeten erkennen dat in deze tijd bewapening nodig is om de vrijheid en de democratie te verdedigen.

Is men dan absoluut blind voor de lessen, die ons de laatste jaren zijn toegediend. Hebben wij dan alleen al die jaren voor internationale en nationale ontwapening gestreden om ons nu weerloos over te leveren aan de niets ontziende machten van fascisme en nationaal-socialisme ? Maakt weerloosheid enige indruk op deze neo-imperialisten en vernietigers van de beschaving?

Het bombarderen van open steden en langs de wegen vluchtende vrouwen en kinderen in het door Franco veroverde gebied, geven u hierop voldoende antwoord.

Zijn de vrouwen in Spanje zoveel minder vredelievend dan wij in Nederland? En hoe denken wij over de oorlogsbereidheid van de Internationale brigade? Een ander artikel in hetzelfde nummer van de „Prol. Vrouw" geeft hierop een onverbloemd antwoord.

Offert het Spaanse volk van de republiek zowel mannen als vrouwen niet alles op aan de wil tot vrede en vrijheid? Is er één volk in Europa, dat zo door de eeuwen heen onder dictatoriaal geweld van overmachtige kasten heeft geleden als dit volk. Nu ze hun republiek met wettige middelen wilden opbouwen in vrede en welvaart, werden zè wreed besprongen door het militair geweld van binnenlandse reactionnaire machten en buitenlandse veroveraars!

Onze niet-oorlogsbereidheid moet dan ook hierin bestaan, dat wij de nog sinds kort weer opnieuw geproclameerde oproep van I.V.V. en S.A.I. te Londen om de Spaanse republiek in de gelegenheid te stellen voldoende wapenen en voedsel te krijgen, ondersteunen en verder dragen.

Geen oorlogsbereidheid, het laatste woord moet zijn overleg en beraadslaging, zegt de schrijfster en mevr. H. W. beaamt dat!

De volken in de democratische landen en ook haar regeringen willen dat doel. Maar dan moeten de anderen ook tot dit overleg bereid zijn. Zij die steeds de wereld weer in schrik en ontsteltenis brengen door bij elke bespreking te dreimet met geweld. De vuist op tafel en de revolver in de achterzak; dat is de methode van het overleg bij de regeringen in de dictatoriale landen steeds gebleken te zijn. Heeft het tot nu toe gevolgde overleg van de laatste maanden, beginnende bij München de waarachtige vrede nader gebracht?

Wat was het resultaat van deze vredespolitiek?

Hoe vaak moeten de feiten nog herhaald worden, voor het geloofd wordt. Wat is er met Oostenrijk en Tsjechoslowakije gebeurd? Zijn deze beide lan¬

den niet geklemd in de klauw van het nationaal-socialisme?

Alles in volle vrede, maar de militair gewapende troepen marcheerden de gedemobiliseerde landen binnen!

En wat wordt er van onze uitgeplunderde, mishandelde, in concentratiekampen opgesloten en van hun pers beroofde kameraden?

Wat van de Joden in deze landen? Hier is dan geen wapengeweld door de overwonnenen gebruikt. Hoe ziet het er nu uit!

En Spanje en China, die met de meest bloedige offers gedwongen worden den geweldenaar te weerstaan; willen zij niet ook aan deze vernedering worden prijs gegeven.

„Als er een referendum onder de volken zou worden gehoudtn, zou de overgrote meerderheid voor vrede kiezen", zegt de brochure-schrijfster. Dat geloven wij ook.

Het is alleen een volstrekte onmogelijkheid geworden om alle volken in Europa zo'n referendum te laten houden. In de dictatuur-staten hebben de volken niets te kiezen, noch voor vrede noch voor oorlog. Zij krijgen voor-niets de gelegenheid zich naar hun overtuiging uit te spreken. Daarbij komt dat niet elke willekeurige vrede onze goedkeuring zou weg dragen. Een vrede die op geweld en onderdrukking inplaats van op vrijheid en recht steunt, is voer ons soc.-democraten onaanvaardbaar!

Economische en financiële maatregelen zouden de bedreigde landen moeten toepassen. Wij vinden het prachtig, maar dit kan alleen als ze door bewapening worden gesteund en militaire sancties er achter staan, wanneer het nodig is. Anders zouden de geweldenaars direct met geweld antwoorden op die economische maatregelen.

Laten wij deze realiteit niet uit het oog verliezen. Hier in Holland en andere democratische landen kunnen we onze stem laten horen tegen militarisme, dictatuur en oorlog, hier, waar in deze tijd van oorlogsdreiging geen sprake is.

Maar deze getuigenis wordt de volken in de dictatuurlanden met geweld belet. Onze stem kan niet doordringen tot de Duitsers en Italianen, omdat hun pers dit belet.

Elke waardevolle roep om vrede wordt daar in de kiem gesmoord.

Onze liefde voor de vrede, onze bereidheid om harentwille de bewapening te verminderen, ja zelfs te doen verdwijnen, geeft in deze tijd het steeds driester en onbeschaamder optreden der geweldsaanbidders steeds meer voedsel.

De stem van het kanon moet niet alleen van één kant een bedreiging kunnen zijn. Dat is ook het standpunt van onze partij en het overgrote deel onzer partijgenoten.

SANDRIEN v. GELDEREN.

') Wij hebben dit artikel zeer aanzienlijk moeten bekorten. Redactie.