KINDERZWERFTOCH1

Aanklacht van

3 tijd

Dagelijks lezen wij de berichten: Zóveel Joodse kinderen uit Duitsland gingen scheep naar Engeland; zóveel werden er in Holland toegelaten; voor zóveel gaven de ministers Daladier en Bonnet in Frankrijk toestemming; Rusland neemt ook een aantal op en de socialistische partij in Polen heeft een tehuis geopend voor Joodse kinderen, die in Duitsland niet meer kunnen

blijven

Zo zijn wij in deze tijd getuige van

Berlijn. Zij vertelt: ;en ging ik

net als altijd naa Onder het

eerste uur werd i*. geroepen. Bij de directrice van de school stonden twee Schupo's (politie-agenten). Zij brachten mij naar het bureau. Ik dacht, dat ik daar misschien vader en moeder zou vinden. Maar die waren er niet, ze lachten mij uit, toen ik naar hen vroeg. Men schreeuwde tegen mij en duwde mij; toen werd ik heel bang, en eten kreeg ik niet. 's Middags werd ik in een trein gezet. Waar mijn ouders zijn, weet ik niet."

Er is hier ook een jongen van onge-

ten, groeien zij aan tot een geweldige, met bloed-gekleurde, stomme aanklacht van onze tijd.

Kinderen zwerven. Men treft hen aan in vreemde wagens van vreemde treinen, in de hutten van vreemde schepen — op zichzelf aangewezen, zonder ouders of bekenden, plotseling verantwoordelijk voor eigen lot. De beschermende woning, moeders vriendelijk woord, het is ver, ver weg — het is alles verdwenen.

Hier in Parijs heb ik ook met een achtjarig meisje gesproken, dat in een Frans Joods weeshuis is opgenomen. Zij komt uit Leipzig. Thuis heeft ze wat Frans geleerd en ernstig en verantwoordelijk helpt zij de andere vluchtelingetjes terecht

Reeds is dit de tweede kinderzwerftocht, die wij in deze jaren beleven. Eerst kwamen de kleine Spanjaarden: de Rodrigo's, Antonio's, Carmens uit

reusachtige kinderzwerftochten. Aan alle kanten dringen zij op naar de grenzen en vragen toegang tot het vreemde

!and 's nachts dringt het treurig

rythme van hun klagend roepen door onze deuren heen.

Weesjes werden uit Duitse weeshuizen gegooid, omdat zij Joden zijn — als dode zwaluwen vielen zij op het plaveisel der straten van Berlijn, Keulen, Dresden. T.B.C.-patientjes trof hetzelfde lot: als veertjes, die men wegblaast, werden zij uit hun witte bedjes in de ziekenhuizen gehaald, omdat zij Joodse kinderen waren en aan de koude buitenlucht prijs gegeven. Als tennisballen werden zij o.a. over de Poolse grens geworpen, hoewel Polen de tennisbal terugwierp, waardoor nu duizenden kinderen met of zonder ouders in een grensstad tussen Polen en Duitsland verblijven in barakken — zonder bescherming, zonder te weten hoe of wat.

Voor mij zit een 14-jarig meisje uit

^'i 2vvervèn"~j ~—

°°r ^ were/c/

veer 11 jaar uit Essen. Hij kijkt mij met z'n zwarte ogen diep-treurig aan.

"°m vijf uur 's morgens werden wij uit onze, bedden getrokken; tegenspartelen gaf niet. Toen naar het politiebureau een paar uur daarna zaten wij

al in de trein naar de grens "

Zó zwerven kinderen. Ver weg van hun moeder, ontrukt aan hun dagelijkse plichten en gewoonten, aan hun jeugd. Als een opgejaagd volk van nomaden ') zwerven grote scharen kinderen op het gruwelijk rhythme van het fascistisch barbarisme. Langs de wegen van Europa trekken zij en — zonder het zelf te we-

') Nomaden zijn volken zonder vaste woonplaats, b.v. vroegere herdersvolken. Of ook zigeuners.

Irun, uit Bilbao, Santander, Madrid, Valencia, over de grenzen, om daar een toevlucht te zoeken. En het is in beide gevallen dezelfde oorzaak, die dit onheil verwekt. Allen zijn klein en hulpeloos, al is er verschil tussen het ene land, waar men tot het uiterste voor de vrijheid strijdt en het andere, waar de voet zonder weerstand kan vertrappen.

Parijs

R. M.

En nadat dit geschreven werd, is reeds weer een derde zwerftocht, opnieuw van Spaanse kinderen, begonnen. Sommigen sterven van uitputting, anderen zwerven voort. — Redactie.