over de voorstellen van den minister. Kunnen onze vrouwen deze opvatting delen?

En wanneer tenslotte toch deze kindertoeslag tot stand komt, zou het dan niet overweging verdienen, dat het geld niet aan den man, maar aan de vrouw, de moeder, werd uitgekeerd?

Wij zouden gaarne eens de mening van de lezeressen over deze kwestie weten.

M. WIBAUT—B. VAN BERLEKOM.

') Men leze hierover het belangrijke art 1 tel van G. M. Nederhorst in de Soc Gids, Sept. 1938

Tegenstellingen

Toch trouw en sterk blijven

Bij het opruimen van een boekenkast vond ik een boekje getiteld „Gifgas". Vroeger had ik er wel eens even in gebladerd, maar kon er niet toe komen het grondig te lezen. Het is vlot geschreven, door een knap man en staat wetenschappelijk op hoog peil. Allerminst was het bedoeld als „sensatielectuur", nuchter en eenvoudig bleef de schrijver bij de feiten. Bij m'n lectuur werd ik verrast door onzen dokter, die mij nog even kwam opzoeken na een ziekte.

„Prettige lectuur, lijkt me dat!", zei hij, nogal sarcastisch! „Zeker het oude vak, dat nog altijd trekt?"

Een studie van enkele jaren scheikunde was mee oorzaak, dat ik steeds weer doorlas. Maar dat toch niet alleen. Ik wilde meer weten van het doel, samenstelling en bereiding van dit vreselijke wapen. En vooral van de bestrijding. De dokter vertelde mij veel uit zijn praktijk als hoofd der plaatselijke luchtbeschermingsdienst. Over de nieuwste gasmaskers, over het herkennen van bepaalde gassen, over mogelijkheden der luchtbescherming, 't Was heel belang¬

wekkend tot het ineens tot me doordrong, hoe gemakkelijk wij eigenlijk spraken, over deze afschuwelijke dingen. Op een wijze alsof het iets vanzelfsprekends was dat er eens een tijd

zal komen, dat we de practijk van dit vreselijke zullen moeten meemaken

„En zoudt u werkelijk denken dokter, dat deze gassen, ingeval van oorlog, gebruikt zullen worden?"

Hij schokte even met de schouders, of hij iets van zich afschoof. „Ja, ik denk zéker, dat men dan gas zal gebruiken".

Een kwartiertje later ga ik gauw naar m'n twee jongste kinderen. Aan de grote keukentafel, stralend in de middagzon, bouwen zij een sprookjeswereld en zij léven daarin op dat ogenblik. Zij knippen prachtige plaatjes uit en ik moet bewonderen de figuren van Sneeuwwitje, de koddige dwergjes, de toverprins! Levenslust én de vreugde van het spel staat te lezen op de blozende gezichten.

En ik moet me geweld aan doen,

los te komen van het gruwelijke „toekomstbeeld". En als de zon zo prachtig ondergaat over het wijde Groningse land en men in het gehel landschap iets ziet komen van het heel prille voorjaar, dan treft mij wéér de schrille tegenstelling.

De plattelandsdokter met zijn zware praktijk, opbouwend en reddend veie, vele mensenlevens!

Jonge, bloeiende kindergezichten, beloften van vreugde en schoonheid.

Komende lente over een geteisterde en gehavende mensheid, én gifgas bewapening vernietiging!

Laten wij toch niet en nooit wennen aan de gedachten van oorlog, het gebeurt ii deze tijd zo héél gemakkelijk. Het is goed, dat wij zo nu en dan eens door elkaar geschud worden, al is het dan maar door het lezen van een Klein boekje

Wij moeten zien en blijven zien de tegenstellingen en daardoor trouw en sterk blijven werken aan onze grote levenstaak, het Socialisme! J. L.—V.

Mededelingen van het Bondsbestuur

Verkiezing leden Hoofdbestuur

Door de clubs zijn de volgende personen candidaat gesteld voor het Hoofdbestuur.

Voor het Dagelijks Bestuur:

Mevr. A. E. J. de Vries—Bruins, Den Haag, voorzitster, (aftredend), mevr. I. Vorrink—Bergmeijer, Amsterdam (aftredend), mevr. A. v. d. Goes van Naters —v. d. Plaats, Wassenaar, gesteld door de clubs te Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Groningen.

Voor het overige deel van het Hoofdbestuur, waarvoor in het totaal 5 leden moeten worden gekozen, zijn candidaat gesteld:

Mevr. A. J. Aarsen—Jansen, Groningen (aftredend), mevr. A. C. Ploeg— Ploeg, Utrecht (aftredend), mevr. H.

Straalman—Kremer, Hilversum (aftredend), mevr. H. Verwey—Jonker, Eindhoven (aftredend), mevr. N. C. Bouma— v.'strieland, Den Haag, gesteld door de club te Den Haag, mevr. J. Buis—Groeneveld, Aalsmeer, gesteld door de club te Aalsmeer, mevr. J. Dekhuyzen—Zeehuisen, Rotterdam, gesteld door de club te Groningen, mevr. S. v. Essen, Meppel, gesteld door de clubs te Assen, Buinerveen, Coevorden, Emmen, Emmer Compascuum, Meppel, mevr. P. M. Mol—van Bellen, Zandvoort, gesteld door de club te Zandvoort, mevr. T. Toornstra—De Hondt, Leeuwarden, gesteld door de clubs te Amsterdam, Arnhem, Heerlen, Jelsum, Leeuwarden, Marsum, Sexbierum-Pietersbierum, Sneek, Trijnwalden.

Zonderlinge manieren

De leiding van de Vrouwen Vredesgang houdt er zonderlinge manieren op na.

De Bond van Soc.-dem. Vrouwenclubs en de afzonderlijke clubs hebben zich altijd op het standpunt gesteld, dat ze zich niet als organisatie wensten aan te sluiten, terwijl de leden persoonlijk vrij bleven om mee te doen, om zitting te nemen in een plaatselijk comité van aanbeveling of de oproep aan de Nederlandse vrouwen te ondertekenen. — In de „Prol Vrouw" van 8 Februari 1.1. is dit standpunt nog eens uiteengezet en gemotiveerd.

In 1934 (en misschien ook in 1935) heeft ondergetekende ook haar naam gegeven voor een dergelijke oproep. Toen echter bleek, dat dit enige verwarring gaf onder onze leden, heeft ze een gelijksoortig verzoek later beslist geweigerd.

Maar wat zien we nu? In de oproep voor 1939 worden de namen opgesomd van alle personen, die van 1934—1939 zitting hebben gehad in de verschillende comité's van aanbeveling. Daarbij kan men ook mijn naam vinden, ofschoon ik nooit zitting gehad heb in een dergelijk comité, alleen 1 (of 2) keer een oproep tot deelneming heb ondertekend.

Erger is nog ,dat op een vergadering te Haarlem leden van onze club zijn opgewekt tot deelneming, onder verwijzing naar mijn zogenaamde medewerking aan een comité van aanbeveling, welke medewerking nooit heeft bestaan. Ik acht dit een weinig correcte handelwijze. A. E. J. DE VRIES—BRUINS.

Mededelingen voor de

propaganda onder de vrouwen

Inhoud Maartnr.: 1. Vrouwenleven in den vreemde: brieven uit Zweden, Joegoslavië, Frankrijk en Nederland; 2. De Arabieren en het Zionisme door F. Polak—Leverpoll.