BINNENHOF

Levensruimte

't Woord heeft een onaangename klank, nu Hitier en Mussolini het in hun laatste redevoeringen in oorlogzuchtige zin hebben gebruikt.

Levensruimte voor de Duitsers!

Wij denken onmiddellijk aan het onder de voet gelopen Tsjecho-Slowakije, Oostenrijk en de gebieden, die er mogelijk nog meer ten prooi zullen vallen aan de heersers van het Derde Rijk. Evenzo denken wij aan de buit van Mussolini in Afrika en zijn dreigementen van de laatste tijd, speciaal ten opzichte van Frankrijk; alles ten bate van levensruimte voor zijn volk.

Op dit woord der dictatoren doelde onze partijgenoot Hiemstra, toen hij in de Eerste Kamer over een vredeswerk sprak, n.1 de inpoldering der Zuiderzee. En bitter verklaarde onze landbouwspecialist: ,,'t Is geen moderne manier, de verovering van deze levensruimte". Inderdaad; „modern" in de zin van kost wat 't kost je land vergroten, zijn onze inpolderingen gelukkig niet.

Ook zijn ze voor de Staat kostbaar, alweer een verschil met de „moderne" landvergroting, waar men in onze ogen althans, op minder eerlijke wijze aankomt. Laten we ons verder tot onze eigen landaanwinning bepalen.

Zoals gezegd constateerde Hiemstra, dat deze nieuwe levensruimte voor de Staat der Nederlanden kostbaar is. Echter mag dit geen argument zijn, om de drooglegging stop te zetten. Ook mag het geen argument zijn, om straks de pachten zó hoog te maken, dat de boeren een armoedig bestaan op hun bedrijven hebben.

Onze lezeressen weten waarschijnlijk dat de grond in de Wieringermeer als Staatsbedrijf wordt geëxploiteerd. Die bedrijven zijn meer en minder groot. Er zullen o.a. stukken grond van 10 H.A. worden uitgegeven aan landarbeiders, die bij de opbouw der Wieringermeer werkzaam zijn geweest. Vijftig van zulke bedrijven zullen worden gevestigd. Het idee is prachtig: er zit echter een lelijke „maar" aan vast. Mensen, die het geluk van de exploitatie van zo'n staatsbedrijf je ten deel zal vallen, moeten van elke H.A. grond ƒ 300 bedrijfskapitaal bezitten, dat is dus voor 10 H.A. ƒ 3000.

Hiemstra heeft er op gewezen, dat de minister zich niet moet voorstellen, dat

deze mensen in enige mate kapitaalkrachtig zijn. Ook moet men niets verwachten van hun familieleden.

Als enige uitkomst ziet Hiemstra, dat de Staat hier bijspringt.

Verder wilde onze partijgenoot, dat nu eindelijk een eigen gemeente in de polder wordt gevestigd, met alle voordelen van dien. Tot nu toe wordt nl. de Wieringermeer van uit een bestaande gemeente aan de vaste wal bestuurd. Haar bevolking is de enige in Nederland, die geen invloed heeft op het plaatselijk bestuur, zodat men zichzelf uit de aard der zaak wel tweederangs staatsburger moet voelen. Terecht zei Hiemstra: de toestand lijkt op die vaif een protectoraat zonder militaire bezetting.

Het antwoord van den minister was niet bijster bevredigend. Minister Van Buuren staat op het standpunt, dat de mensen zoveel mogelijk met eigen middelen zich zullen moeten redden, indien zij in aanmerking wensen te komen voor een Staatsbedrijf. Zou de minister dit bedrijfskapitaal kunnen verzekeren, indien hij z'n leven lang landarbeider was geweest?

Wat het eigen gemeentelijk bestuur betreft, de heer Van Buuren verzekerde, dat hierin zo spoedig mogelijk een afdoende oplossing zal komen.

Het is nodig voor de Wieringermeer en haar bewoners. H. W.

INGEZONDEN

Schoonmaak!

Het voorjaar is in aantocht en iedereen gaat weer alles een schoonmaakbeurt geven. Vrouwen, het is iets noodzakelijks, daarvoor zijn we Hollandse vrouwen (we hebben immers de naam, dat we zo helder zijn!)

Maar nu staat er ook wat anders op ons program.

Laten, we nu eerst meewerken voor de a.s. verkiezingen.

Vrouwen, we zullen hard moeten werken en is de verkiezing voorbij, dan is er niet veel meer te veranderen en moeten we 't weer enige jaren met de gekozenen doen. De schoonmaak komt echter elke keer terug en het komt er niet zo erg op aan, als we die wat uitstellen.

Vele vrouwen willen voor de Pasen al klaar zijn, maar nodig is dat niet! Nodig is wel om alles in het werk stellen, dat de verkiezingen goed worden, die voor de Provinciale Staten en voor de gemeenteraadsverkiezingen.

Vrouwen helpt allen mee!

Een lezeres.

De mening van lezeressen, over het vak van dienstbode ui

Verwonderd en geërgerd

Met grote verwondering en ergenis, heb ik kennis genomen van het ingezonden stuk over de dienstbodenkwestie, in de Pr. Vr. van 8 Maart 1.1. De inzendster stelt hier het dienstbodenvak voor als verouderd en alleen geschikt voor mensen met een „slavenziel". Hoewel ik reeds enige jaren in betrekking ben als keukenmeisje voor dag en nacht, bezit ik toch heus nog geen slavenziel.

Gelukkig is het onjuist, dat de meerderheid der mevrouwen alleen een meisje hstoben, omdat ze zelf te lui zijn hun huishouden te doen. In ae regel is zo'n huishouden te groot opgezet, om door één persoon helemaal gedaan te worden en vaak is het zelfs nodig nog meer hulp te nemen. Natuurlijk zullen er wel gevallen zijn, waar alleen uit gemakzucht van een huisvrouw een meisje aanwezig is, maar regel is dit niet.

Hoe zou men het in al die grote huizen, in gezinnen met kinderen, in doktersgezinnen waar altijd veel geloop is, of ergens waar de vrouw des huizes — ook al heeft ze geen bepaald beroep — b.v. veel aan maatschappelijk werk doet, zonder dienstmeisje moeten stellen?

In uiterste gevallen vindt inzendster een „hulp in de huishouding" geoorloofd. Mij is het verschil tussen een hulp in de huishouding en een dienstbode niet duidelijk. Het enige verse i! i:an zijn, dat de eerste de maaltijden met alle leden van het gezin tegelijk d.w.z. aan één t&iel gebruikt. Dit lijkt mij echter lang niet altijd geschikt. Immers, in de regel is ook de hulp in de huishouding slechts een klein aantal jaren in dezelfde betrekking en ik kan me voorstellen dat vele huisgezinnen — waar de maaltijden zo ongeveer de enige uren zijn dat allen bij elkaar zijn — het niet prettig vinden altijd iemand, die toch niet tot de familie behoort, erbij te hebben. Voor de meisjes is het evenmin gezellig, vooral waar meer dan een meisje aanwezig is, wordt er de voorkeur aan gegeven apart te eten.

En dan is het onzin te beweren, dat men een slavenziel moet bezitten om dienstbode te kunnen zijn. Ik zelf was reeds op achttienjarige leeftijd lid van de partij, de vrouwenclub, het Instituut voor Arbeidersontwikkeling enz. Steeds bezoek ik de ledenvergaderingen, de lezingen, ik neem deel aan demonstraties, aan het Meifeest en ik ga ook op de arbeidersavondschool van het Instituut. Het wordt mij nooit lastig gemaakt aan deze dingen deel te nemen en toch zijn mijn werkgevers zeer burgerlijk.

Het is m.i. niet gemakkeüjk iets over de toestand van het dienstbodenvak in het algemeen te zeggen, omdat ieder geval nogal op zichzelf staat, maar mijn opinie is deze: Het werk in een huishouding is lang niet zo eentonig als dat op de meeste fabrieken en heel wat meisjes zijn door hun natuurlijke aanleg meer geschikt voor huishoudelijk werk. Als het dienstmeisje blijk geeft bekwaam te zijn en de boel te behartigen, zal ze in verreweg de meeste gevallen al heel gauw een grote mate van vrijheid krijgen, wat betreft de regeling van het werk enz. Vaak is de omgang tussen werkgeefster en werkneemster veel minder slecht dan ze — helaas — in fabriek, kantoren en winkels is, waar hoofdjuffrouwen, enz. het personeel tot uiterste krachtsinspanning drijven, om zodoende zelf een goed figuur bij den eigenlijken werkgever te maken.

Er moeten in ons vak nog veel toestanden verbeterd worden, zoals in veel vakken nog baanbrekend werk te doen is, maar minderwaardig of vernederend is ons beroep in werkelijkheid niet. J. de J.

Verontwaardigd

Met grote verontwaardiging heeft ondergetekende kennis genomen van dat artikel en

') Naar aanleiding van het „Ingezonden" van J. G. B—D. in het nr. van 8 Maart en van de radiorede van Truus van Andel.