Zomerarbeid op het platteland

Bedrijvigheid overal!

Het werk roept, op veld en akker, in de kwekerij, aan de uitgestrekte Waddenkust. De zomermaanden zijn hier voor de bevolking zware maanden van harde arbeid en grote vermoeienis.

De landaanwinningswerken hebben in deze maanden moeite om arbeiders te krijgen, daar de bewoners der kustdorpen alleen hun taak vinden bij den boer. Een taak, die hun beter ligt, dan het graafwerk, en waar zij, vaak samen met vrouw en grote kinderen een behoorlijk loon kunnen verdienen in deze drukke tijd.

De vrouwen werken mee

Want ook de vrouwen weren zich! De gezichten en armen worden bruin en verweerd door zon en wind. om de ogen zijn moede trekken, 's avonds voelen ze zich pijnlijk in rug en ledematen. En na zo'n zware werkdag komt nog de zorg

voor het huishouden, het verstelwerk, het helpen def kinderen.

Schoonheid van de natuur, zomerzon en het rijpen der vruchten wordt over 't algemeen niet als zomervreugde gewaardeerd.

Akkers, weiden, de warme druivenkassen, het zijn in de eerste plaats de werkobjecten, waar men het zo zeer nodige geld kan verdienen, nodig als reserve voor de komende wintermaanden. Als men zó de bittere noodzaak ervaart van het harde zomerwerk, is het dan wonder, dat het hart en oog zich sluiten voor de zege van de zomer? In de hete, droge Junidagen wieden de vrouwen van acht uur 's morgens tot ongeveer half vijf 's middags met een half uur rust in het middaguur. Doodmoe en geblakerd door de hitte komen zij dan thuis, waar zij uitgeput beginnen aan een nieuwe taak.

Het z.g. „druivenkrenten" is in volle gang. In de kassen worden de druiven ontdaan van de vruchten, die de groei van de tros belemmeren. Een geestdodend, warm werkje!

Bij de bessenpluk en, later in de tijd, bij het vlastrekken vinden vele vrouwenhanden werk.

Het loon blijft aan de lage kant, op het gehele boeren- en kwekersbedrijf ligt in deze crisistijd een zware druk. Maar iedere gulden neemt iets weg van de dreigende zorg van de komende winter.

Het ploegen en zaaien geschiedt door

de mannen. Het „zichten" gebeurt meestal door machines. Het erwtenzichten is nog „hand"-werk, daar deze veldvruchten dichtbij de grond groeien. Het „bultjen" van het hooi (in oppers zetten), het „mennen" (de oogst binnenhalen) en dorsen is echt mannenwerk. Dit

zijn drukke tijden in het seizoen en er is werk voor velen. Als men over het verre land al de mannen en vrouwen zo intens ziet werken, dat blijkt toch wel duidelijk, dat hier van „arbeidsschuwheid" geen sprake is. Te vaak wordt deze uitdrukking gebruikt in verband met de ellende der werkloosheid. Als er maar een kleine kans is, om die kwelling te ontkomen, gaat die kans zeker niet onbenut voorbij.

Te vermoeid

Ik krijg vaak de indruk, dat het werk in deze zomermaanden te veel vergt van de mensen. Er is geen belangstelling meer voor het wereldgebeuren, men is eenvoudig tè moe'en te gebroken om de krant in te zien. Van een goed boek lezen is in 't geheel geen sprake. Het verenigingsleven is in de zomer vanzelfsprekend minder druk... maar dit is maar goed ook!

Men heeft 's avonds geen kracht en geen moed meer om op een vergadering te komen, daar men eenvoudig in slaap zou vallen.

Toch wreekt zich dit op de lange duur in een gebrek aan ontwikkeling. Meer dan gewoon lager onderwijs is er over 't algemeen niet genoten, de achterstand wordt spoedig groter. Jeugdbeweging, vrouwenclubs en instituut doen hier goed werk, waar veel liefde en groot geduld voor nodig zijn. Vaak ontstaat bij de arbeidersbevolking een gevoel van minderwaardigheid op geestelijk gebied. Wil men samen iets instuderen of een mooi

boek voorlezen, dan hoort men vaak opmerkingen als: „Wij kunnen dat niet doen," 't is ons te „stoer" (moeilijk). In de practijk krijgt men goede resultaten en menige brochure en een enkel boek zijn een waardevol bezit geworden in het landarbeidersgezin. Daar waar de grootste eensgezindheid is, wordt het meeste bereikt. Niets is zo fnuikend voor een club of jeugdgroep, als onderling geharrewar, waarbij de grote lijnen geheel worden vergeten en waarbij het socialisme niet wordt gediend.

Bestaanszekerheid is nodig

Vóór alles is op het platteland nodig een bestaanszekerheid, die ook in de winter zó is, dat het uitputtende zomerwerk, althans voor vrouwen en lichamelijk minder sterken beperkt kan worden. Zolang de angst voor de winter, met zijn seizoenswerkloosheid en zéér lage lonen,: er nog is, hebben wij hier nog véél en nodig werk te doen.

Vrijwel langs de gehele Waddenkust, van Zoutkamp naar Uithuizen, is men bezig aan een geheel nieuwe methode van landaanwinning. De uitvoering van dit enorme werk berust bij de Technische dienst der Domeinen en het doel is, de aangroeiing van de kwelder te bevorderen. Vroeger geschiedde dit werk wel op eenvoudige wijze. Er werden aarden dammen van pl.m. 30 cM. hoogte gelegd, om een vak van bepaalde grootte. Daar werden" greppels door gegraven en een afvoersloot. Nu gebeurt alles op veel groter schaal, in navolging van de Sleeswij k-Holsteinse methode. Men plaatst nu rijsdammen van pl.m. 1 M. hoogte in vierkante vakken van pl.m. 400 M., waarin zand en klein volledig bezinken. In die vakken wordt „gegreppeld" en afvoersloten gemaakt. De greppels vullen zich steeds weer opnieuw met klei.

„Werkverschaffing"

Het maken der rijsdammen en het z.g. „greppelen" wordt gedaan door arbeiders van de werkverschaffing. Het vervoer van rijshout en palen brengt een levendig verkeer naar de kust. Bij het werk zijn op verschillende plaatsen werkkampen opgericht, waar werklozen van grote afstand een hele week verblijf houden. De voedselvoorziening in deze kampen is goed, er zijn ontspanningslokalen, maar het verlangen naar eigen thuis blijft, dit zijn tenslotte altijd crisismaatregelen. Het werk trekt grote belangstelling van het publiek, er worden excursies naar de werken ondernomen, onder bevoegde leiding. Vestiging van

personeel en oprichting van kantoren leveren een welkome bron van inkomsten op, voor het door de crisis geteisterde platteland.

Als vanouds doet Holland zijn oude naam eer aan! Weer wordt door nijvere handen ons landsgebied vergroot. Moge dit zijn tot een zegen van de zwoegende bevolking van deze kuststreek! Dat, mede door ons werk en onze strijd, eens de dag der bevrijding zal komen!

W. J. LEENHOUTS—VROLIJK.