Het eerste spoortreintje

En wat er op volgde

Misschien herinnert u zich uit het boek „De Opstandigen" van J. van Ammers— Kuiler, 4e discussie, die in 1840 ten huize van een welgesteld Leids koopman plaats had. Een discussie, die ongetwijfeld typerend was voor die tijd:

Het Franse nichtje, een paar dagen geleden in het stijve Hollandse gezin aangekomen, verteit met ophef en blijkbare trots, dat ze van Parijs naar St. Quentin met de „spoortrein" gereisd had. Maar ze wordt door haar oom boos terechtgewezen.

,,/^wijg kind! Wij willen daar niet verder van horen. De spoortrein is een vinding van Beëlzebub ') en wordt door zijn asem gedreven. Niemand, die in dit huis woont en aan deze tafel zit, heeft verlof om den spoortrein te gebruiken en nog minder om zich op de bekendheid er mee te verhoovaardigen!"

Terwijl nog werd herinnerd, dat de Kamer zo juist het plan om „nog meer godslasterende en geldverslindende spoorwegen" had verworpen, en er in plaats van de dreigende treinverbinding tussen Rotterdam en Arnhem een veilige, betrouwbare dienst van sneltrekschuiten

') De duivel.

werd ingesteld "

Wel — we zijn 100 jaar verder. In 1839 kreeg Nederland z'n eerste spoortrein, en op de Amsterdamse tentoonstelling 1839 —1939 kunt u in net zo'n treintje zitten en rijden.

Dat er ook toen heel wat mensen bestonden, die in elk geval nieuwsgierig waren om dat nieuwe „gevaarlijke" — voor velen „duivelse" — vervoermiddel te aanschouwen, ziet u aan de voorstelling, die op de le blz. is weergegeven. De heren en dames in hun kleding-1839 waren even benieuwd als wij, toen we de eerste bestuurbare vliegmachine konden t ;wonderen.

Vlak bij het ouderwetse treintje zien wij de moderne Diesel — in 't groot en in 't klein, met al de wonderen van de moderne techniek. Want in die afgelopen 100 jaren is de ene uitvinding op de andere gevolgd: altijd beter, sneller, gemakkelijker, rationeler. „Wat zijn de mensen toch knap", hoorden wij iemand met een zucht van bewondering opmerken. En niemand kan dit tegenspreken... Knap is 't, de bewondering stijgt, hoe meer men het tentoongestelde van nabij beziet. Al is natuurlijk techniek niet alles — zelfs niet het voornaamste! Ongetwijfeld, het hele leven heeft zich op de techniek ingesteld, wij zijn er dikwijls heel dankbaar voor. Echter — denkt u zich in: wanneer in deze afgelopen 100 jaren de menselijke wijsheid eens even o grote vorderingen had gemaakt als de

nenselijke vaardigheid

Maar wij zijn op de spoorwegtentoon¬

stelling, en wie onzer zou nog naar de „veilige, betrouwbare sneltrekschuiten" terug willen!

Belangrijk zijn op deze tentoonstelling ook de gegevens van de grote spoorwegstaking van 1903 en van de daarop volgende Aprilstaking. Zoals men weet, was de eerste een glorieuze overwinning en de tweede een volkomen nederlaag, waarop de „dwangwetten" volgden.

Merkwaardig is 't ook, om juist op deze plaats die oude gegevens te bekijken: de herinnering aan die bijzondere dagen van 31 Januari en 1 Februari 1903. Immers de tentoonstelling is opgesteld op het terrein, waar tot vóór 10 jaar het Paleis van Volksvlijt stond. En in de reusachtige zaal van dat gebouw hadden de vergaderingen plaats, die op dit grote gebeuren betrekking hadden. De beste sprekers en de meest vooraanstaande personen uit de organisatie van het spoorwegpersoneel en uit onze sociaaldemocratische beweging voerden daar het woord. De geestdrift in die massabijeenkomsten laat zich nauwelijks beschrijven.

Het gebouw bestaat niet meer, maar op dezelfde plek kan men nu de geschiedenis nagaan van wat daar eens werd voorbereid. Van de overwinning, van de nederlaag — maar ook van de wederopbouw, die met oneindig geduld en nooit falende volharding door het Nederlandse spoorwegpersoneel onder bekwame leiding heeft plaats gehad.

Zo is deze tentoonstelling interessant in velerlei opzicht.

Centrale bloedtransfusie

Commissie van het

Nederlandse Rode Kruis

Uit een ons toegezonden circulaire betreffende bloedtransfusie ') nemen wij nog het volgende over:

„Gedurende bijna 10 jaren beschikt het Nederlandse Rode Kruis in vele plaatsen van ons land over bloedtransfusiediensten, welke steeds tot grote voldoening van een ieder, die er mede in aanraking kwam, zowel patiënten als geneesheren, hebben gewerkt.

Deze bloedtransfusiediensten waren echter bedoeld voor vredestijd.

Daarom heeft het dagelijks bestuur van het Nederlandse Rode Kruis besloten om haar bloedtransfusiediensten zodanig uit te breiden en aan te passen, dat zowel in vredestijd als in oorlogstijd allen kunnen worden geholpen, zowel

militairen als burgers.

Het Rode Kruis heeft de belangrijke taak op zich genomen om hierin leiding te geven. Hiertoe heeft zij zich van de hulp verzekerd van verschillende deskundigen op wetenschappelijk en organisatorisch gebied en deze verenigd in een Centrale Bloedtransfusie-Commissie, gevestigd in het hoofdgebouw van het Nederlandse Rode Kruis, Prinsessegracht no. 27, te 's-Gravenhage.

De Centrale Commissie zal als volgt te werk gaan: Het gehele land wordt verdeeld in pl.m. 50 rayons, waarvan het middelpunt wordt gevormd door een ziekenhuis, waaraan een specialist-internist verbonden is.

In iedere gemeente, groot en klein, zal een werfcommissie worden opgericht, samengesteld zo mogelijk uit den burgemeester, een vertegenwoordiger van het Rode Kruis, Groene Kruis, Wit-Gele Kruis en Vereniging voor Luchtbescherming. Deze werfcommissie zal de donors

(gevers) aanwerven onder de plaatselijke bevolking. Deze zullen worden gekeurd, zoveel mogelijk ter plaatse, door specialisten, uitgerust met een auto, waarin een draagbaar röntgen-toestel.

De donors zullen hun bloed geheel zonder geldelijke vergoeding geven.

Op eenvoudige wijze wordt aan de bloedgevers een kleine hoeveelheid bloed (nooit meer dan J liter) afgenomen en den patiënt ingespoten.

De leeftijd loopt van 18 tot 50 jaar; minderjarigen moeten bewijs van toestemming bezitten.

Deskundigen hebben berekend, dat voor Nederland 100.000 donors nodig zijn om aan alle behoeften te kunnen voldoen. Geeft U op als donor, bewerkt uw vrienden om hetzelfde te doen.

Over deze zaak verschijnt spoedig een circulaire van het Bondsbestuur.

') Zie ook ons nr. van 26 Sept. 1.1.