Hij sputterde niet eens tegen en dat was geen goed teken voor een jongen van 11 jaar, die nog wel in een slechte bui was bovendien.

En ja, 'savonds had Henk flink koorts en de volgende morgen zat hij onder de rode vlekken. „Nee maar, ik geloof, dat we een watérpokkenkind krijgen," zei juffrouw Truus, „dan zullen er wel gauw meer volgen." De kinders zaten beteuterd te kijken. Hoe moest dat nu als er meer ziek zouden worden? „Maak jullie je maar niet ongerus , hoor!", zei juffrouw Greet, toen ze het bezorgde gezichtje van Els zag, „waterpokken is in de regel niet gevaarlijk.'

De tweede zieke werd Liesje en dezelfde dag kwam Chris er ook dij. Juffrouw Greet had de kinderen niet naar school laten gaan, daar ze anders de ziekte op andere kinderen zouden kunnen overbrengen.

En na een paar dagen zou je het kinderhuis aan zee niet meei herkend hebben; het leek nu meer op een ziekenhuis. Gelukkig waren ze niet ernstig ziek. Alleen Henk, die er mee begonnen was, had flink koorts en lag apart in een kamertje; maar de anderen had juffrouw Jo zoveel mogelijk in de grote slaapkamer en in de kleinere daarnaast bij elkaar gelegd. De bedden stonden, als in een echt ziekenhuis, allemaal langs de wanden. De gezonden mochten niet op ziekenbezoek gaan, maar ze gingen na een eerste dag huisarrest wel weer naar school; want in verschillende klassen heerste waterpokken en daar de ziekte niet ernstig was, werd de school niet gesloten.

Juffrouw Jo had het druk met verplegen, dat begrijp je; want behalve Henk, Liesje en Chris waren er nog vier bijgekomen. De eerste dagen waren ze zo stil; ze lagen maar rustig in bed en keken naar de bedrijvige juf Jo. Alleen was dat jeuken afschuwelijk; maar juffrouw Jo ging met de poederbus van het ene bed naar het andeie. Hè, poeier verfriste weer even! Dan draaiden ze zich weer eens om en suften zo'n beetje de dag door.

Het waren rare dagen in huis. Juffrouw Greet bleef bij de dp gezonde kinders, maar ze had haar gedachten toch meer bij de patiëntjes en juffrouw Truus zorgde er de hele dag voor dat de huishouding goed liep, want er kwam nu zoveel meer werk bij.

Maar na een week begonnen ze al wat levendiger te worden. En toen op een ochtend Mien, die het dichtst bij het raam lag, de kinderen beneden naar school hoorde gaan en de voordeur hoerde dicht slaan, toen wipte ze even haar bed uit en trommelde op de ramen. Wat een pret ze daar boven en beneden hadden; wat een

gejoel en gewuif!

„WH je wel eens gauw je bed ingaan." Juffrouw Jo was net de kamer ingekomen. Ze deed alsof ze boos was, maar ze zagen wel aan haar gezicht, dat het niet zo erg gemeend was. Ze was veel te blij. dat de kinders al zo opknapten. Ja, daar was ze natuurlijk dolblij 0Ver — maar nu kwam ook de tijd dat ze lastig werden. Dan vroegen zé om dit, dan zeurden ze om dat. Als Liesje de babypop had, wilde Marletje ook juist met die pop spelen en als ze hem dan had, dan speelde ze toch eigenlijk liever met het wolhaasje. En Chris en Dirk kon je toch ook de hele dag niet laten lezen. En Juffrouw Jo had al zoveel liedjes voor de kleintjes gezongen en al zoveel verhalen verteld, dat ze heus uitgestudeerd raakt. Toen verzon ze wat nieuws. Op een dag toen ze 's morgens al een uurtje uit bed mochten, maar •smiddags nog niet, zei ze: „Weet jullie wat — vanmiddag gaan we het eens heel gezellig maken, en we gaan iets in elkaar zetten wat jullie nog nooit gedaan hebt. En dan mogen de twee jongens in

het bed van Mien en Mien kruipt bij Liesje en dan zijn we met z'n

allen in één kamer."

„Hoera! Wat fijn! Wat gaan we doen?" zo riepen ze door elkaar. „Nee, ik zeg nog niets." „De poppenkast!" „Wel nee, die hebben we van de zomer al zo dikwijls gezien en 't is iets wat we nog nooit

gezien hebben." .

„Wat gebeurt hier?" Juffrouw Greet kwam op de drukte at. Ae riepen allemaal door elkaar, zodat ze er niets van kon verstaan. „We weten het zelf niet!" riep Dirk. Lachend verdween juffrouw Greet. Z3 begreep, dat het troepje gauw weer helemaal beter zou zijn en met een blij gevoel ging ze aan het werk. Wat zou het fijn zijn als ze ze allemaal weer beneden had. Met Henk ging het ook goed, hij was nog wel de slapste, maar hij mocht 's morgens toch al even op.

En die middag, toen ze alle zeven gezellig bij elkaar gekropen waren, kwam juffrouw Jo aanzetten met grote vellen stevig tekenpapier, kleurpotloden en een schaar.

„Hè, zegt u nu toch wat u gaat maken; toe, juffie!" „Nou jongens, ik' ga iets maken wat eigenlijk voor de kleintjes wordt, maar als de jongens het van mij hebben afgekeken, dan kunnen ze zelf ook helpen dit voor de kleuters te maken. Weet jullie: ik ga een sprookje vertellen en tegelijkertijd maken we het, zodat de kleintjes er altijd mee kunnen spelen." Dat leek hun wel leuk, al wisten ze nog niet hoe het worden zou. Juffrouw Jo legde maar niet verder uit; ze nam papier en potloden, tekende een paleis met een mooie tuin er om heen en begon meteen te vertellen: „Er waren eens een koning en een koningin, die heel rijk waren en alles hadden wat ze wensten alleen geen kinderen hadden ze. Daarover klaagde de koningin dag en nacht; maar eindelijk, eindelijk zou ze toch een kindje kiijgen. Maar toen het kindje op de wereld kwam, zag het er niet als een gewoon mensenkind uit — nee, het was een jong ezeltje! Toen de moeder dat zag, begon ze pas goed te jammeren. Ach, liever had ik helemaal geen kind gehad als juist dit ezeltje. O, gooi het toch in het water, dan kunnen de vissen het opeten," zo klaagde zij. Maar de koning sprak: „Nee, nu we dit ezeltje eenmaal ontvangen hebben zal het ook mijn zoon en erfgenaam zijn en na mijn dood zal het 'op de koninklijke troon zitten en de koninklijke kroon diagen. Dus bleef het ezeltje in het paleis, 't werd groter en zijn oren groeiden

^Hie^hieM1 juffrouw Jo even op, want zo vlug als het vertellen ging,

ginWatewo?d?hetTnoezig" zei Mien. Ze zaten in spanning te kijken. Hoe zou die tekening nu worden? Juffrouw Jo had de kamer van het paleis al klaar en ook de koning en de koningin had ze ei op getekend en nu was ze aan het wiegje bezig. Daarna tekende ze op een apart stukje papier het ezeltje, alsof het in zijn wieg lag. Di, pzeltje knipte ze uit, maar ze liet aan de onderkant een lange strook papier er aan zitten. Toen knipte ze eenvoudig langsi de; rand van d° wieg, stak de strook er door heen en — ons ezeltje lag in zij wiegje en kon er in liggen en springen en slapen. Peter juichte en Marletje klapte in haar handjes: dat lieve ezeltje in zijn wiegje! Juffrouw Jo liet hem eerst eens springen en dansen en toen slapen. Dan staken zo enig die lange oren boven de rand uit. „Nu weer verder vertellen", riepen ze. Juffrouw Jo ging door: Het ezeltje was een heel vrolijk ezeltje, het sprong en speelde de hele dag, maar he„