BINNENHOF

Uitvoering van openbare werken

en nog wat

Bij de begroting van Waterstaat voerden zeer veel sprekers het woord over de uitvoering van openbare werken. Geen wonder, want onmiddellijk hiermee in verband staat het allesbeheersende vraagstuk der werkloosheid. Bij dit debat hebben wij telkens gedacht: hoe gelukkig, dat dit belangrijke Departement onder leiding van een sociaaldemocraat staat. Want zeer gemakkelijk zou het geweest zijn, met een beroep op de ongunstige tijden, de uitvoering van grote openbare werken stop te zetten of sterk te remmen. Minister Albarda heeft echter gezegd: ,,Het is mijn voornemen, met de grootste kracht, waarover ik beschik, de uitvoering van openbare werken voort te zetten, in de omvang, die slechts mogelijk is ondanks de moeilijkheden, die op het ogenblik op dit gebied

worden ontmoet".

Wanneer iemand als Albarda dit zegt, kan men er van verzekerd zijn, dat er alles op wordt gezet om tot krachtig aanpakken over te gaan.

De minister constateerde tot zijn blijdschap, dat uit de Kamer grote medewerking voor deze plannen is toegezegd. In verband met de besprekingen kwam ook het Plan van de Arbeid naar voren.

Wij mogen gerust constateren, dat de propaganda, die de Sociaal-democraten nu al jaren lang voor dit wetenschappelijk opgezette plan hebben gemaakt, ten slotte toch is doorgesijpeld en ontelbaren er van heeft overtuigd — ondanks alle tegenwerking, die er steeds kwam uit het kabinet-Colijn — dat de Sociaaldemocraten goed hebben gezien. Daarom verheugt het ons zo, dat onze sociaal-democratische leider nu in practijk mag brengen, wat hij als theorie in woord en geschrift herhaaldelijk heeft beleden.

Albarda heeft er in de Kamer zelf van gezegd: „Wat doet het er eigenlijk toe of men, hetgeen de regering nu van plan is, betitelt met de naam: Plan van de Arbeid. Het komt niet aan op de naam, het komt aan op het werk, op de omvang en het effect van het werk". Door deze grote openbare werken wil de regering de werkloosheid bestrijden, de volkswelvaart vergroten en de economische toestand van ons volk gunstiger maken.

Aan werkobjecten ontbreekt het in Nederland niet, hoewel wij dat in vorige minist^rie's ook wel eens anders hebben gehoord.

Verschillende plannen heeft minister Albarda opgesomd.

De kanalisatie van de Gelderse IJsel.

Verbetering van Overijselse kanalen.

Oplossing van het Fries-Groningse kanaal

Krachtig doorzetten der Zuiderzeewerken.

Verdere electrificatie der Spoorwegen.

Verbetering van het watergebied der Linge (in de Betuwe).

Wegenaanleg.

Dit is werkelijk een rijke oogst van werkobjecten. Van harte wensen wij Albarda toe, dat niettegenstaande de ongunst der tijden, een rijkelijke succes deze plannen mag kronen.

Ten opzichte der luchtvaart werden ook belangrijke mededelingen gedaan.

Herhaaldelijk is het de laatste jaren bij de begroting een grief geweest, dat de bestellingen van nieuwe vliegtuigen voor de K.L.M. (een dienst met zware rijkssubsidie) in Amerika werden geplaatst. Dat zal nu veranderen.

Er worden nu vier vliegtuigen in de

Nederlandse werkplaatsen van Fokker gebouwd. Treffend was hier Albarda's woord: „Onze scheepsbouwers hebben een goede naam; deze hebben zij te danken aan Nederlandse opdrachten. Waarom kunnen wij geen luchtscheepsbouwers worden? Wij zijn er bekwaam genoeg toe".

Hieruit spreekt nationale trots van de beste soort.

Een verdere mededeling, die zeer zeker getuigt van Hollandse ondernemingsgeest is, dat ernstig wordt gedacht aan een verbinding met Nederlandse vliegtuigen tussen Nederland en NoordAmerika; een vaste lijn dus.

Al met al heeft ons dit debat bij Waterstaat weer eens met trots vervuld, dat onze Partij haar beste mannen heeft gegeven voor het opbouwende werk, dat een minister kè,n ten uitvoer brengen.

H. W.

Correspondentie

G. J.—Ch. te U. — Het boek is mij onbekend. Misschien kunt u bij onze boekhandel de gewenste informatie krijgen.

M. K. te A'dam. — Uw vraag over de Padvinderorganisatie wordt in een der volgende nrs. behandeld.

VOOR DE HUISVROUW

VERF

Eerst het woord aan een vakman. Het doet me plezier, dat ook mannen belangstelling hebben voor huishoudelijke zaken, en waar het hier om een punt gaat waar een vakman meer verstand van heeft, laat ik graag zijn oordeel volgen.

P. Groot te Pui-merend schrijft:

„Mag ondergetekende enige regels plaatsen, naar aanleiding van een door E. J. Bruins geschreven raadgeving, in het stukje „Voor de Huisvrouw"?

Het gaat om de zinsnede tussen haakjes: De moderne verf is meestal lang zo sterk niet, als die uit de goede oude tijd enz.

Als schilder zijnde, dit lezende, was mijn indruk, dat het schilderwerk in uw omgeving, mevr. Bruins, zeer slecht behandeld en uitgevoerd en van mindere kwaliteit moet zijn.

Toch is uw redenering fout. In iedere plaats, wordt goed werk, met goede kwaliteit verf (als van ouds) uitgevoerd. Doch er is ook ander, en dat is uw oordeel, doch dan mag u niet zeggen, dat dit de schuld is van de moderne verf.

Dat zijn de knoeierijen in ons vak, die nooit, goed te controleren zijn, en vaak voorkomen bij nieuwbouw, vooral aangenomen werk, daar dit altijd te laag aangenomen wordt.

Ik zelf werk bij een patroon, waar de zaak reeds 60 jaar bestaat. Wij treffen nog werk aan van 20 jaar en langer, doch werken nog steeds in die zelfde sfeer voort. Materialen le klas en jaren oud, wat tegenwoordig anders is bij sommige patroons.

Doch deze kwaliteit leent zich bij uitstek voor schoonmaken met warm zeepwater, nasponsen met koud water. En niet met ammoniakwater. Versche verflaag na een week met water en zachte spons. Na een half jaar met licht warm zeepwater. En 2 maal per jaar is dan voldoende. Dit is voor glad schilderwerk van goede kwaliteit.

Voor dof schilderwerk kan men na een week eerst koud water, na een half jaar azijn en

water, daarna zeepwater naar keuze gebruiken.

Een minder goede kwaliteit schilderwerk is vatbaar voor' ieder bijtend middel, dus is ook ammonia nadelig. Dan is licht zeepwater of azijnwater m.i.z. heter, doch gevaarlijk blijft het.

Hopende, dat ik u mevr. Bruins een duidelijke uiteenzetting heb gegeven, dat niet alle moderne verf slecht is. en ook de over de schoonmaak gemaakte opmerking u niet zal ontmoedigen, zal ik zo vrij zijn het hierbij te laten."

Zelf heb ik hier en daar ook nog eens bij vakmensen geïnformeerd. Inderdaad blijkt water en ammonia vaak de verf aan te tasten en een weinig mat te maken en moet de voorkeur gegeven worden aan water met azijn.

Water met ammonia werkt ontsmettend, wat water met azijn niet doet, maar water met zeep wel. Toch moet men met water en zeep voorzichtig zijn, een goede huishoudzeep gebruiken en niet te vaak. E. J. BRUINS.

NIET ZÖ.

MAAR ZÖ.

Een grote asbak met een deksel er op Smoort rook en stank van peukjes in

de dop.