door Pearl Buck

Het vorige: Carie, dochter van epn Hollandsen vader en Franse moeder, werd in Amerika geboren. Haar jeugd was stralend gelukkig, al voerden haar twee naturen — liefde voor schoonheid en genot, en neiging om alles ter wille van een godsdienstig ideaal op te offeren — eindeloos strijd met elkaar. Neale, een vrolijke jongeman, maakt haar het hof. Na de dood van haar moeder wil zij niets meer van hem weten. Zij ontmoet een jongen zendeling en trouwt met hem in de gedachte, dat het zendingswerk haar roeping is. Zij gaan naar China, naar zijn standplaats, en moeten nu allereerst de taal leren. Een zoon wordt geboren. Daarna verdiept Carie zich in de schooi van haar man.

No. 14.

Haar scherpe blikken ontdekten tekenen van onbehagen in de lange staarten die de jongens aan hun schedel droegen, en zij viel er op aan met schrik en enthousiasme en wreef insectenpoeder in de wortels van hun haar en waste en schrobde zonder mededogen, zonder te letten op geschreeuw of tegenspraak. Toen onderzocht zij de bedden van alle jongens en hun kleding, en ontsmette ze en maakte ze alle schoon en onbehaaglijk door haar schuren.

Andrew, die zich moeite gaf om hun onsterfelijke ziel, zou niet aan luizen of vlooien gedacht hebben. Als Carie verdiept in de noodzakelijkheid van reinheid Andrew met den een of ander weerspannigen zongen zag bidden, hield zij op, om met wroeging te denken, „wat is hij veel beter dan ik! Hoe komt het, dat ik zo vaak de ziel vergeet?"

En zij zond een van haar korte, snelle gebeden omhoog. „God help mij herinneren dat de ziel meer is dan het lichaam".

Maar het volgende ogenblik werd haar aandacht weer in beslag genomen door het bestellen van rijst en groenten voor de keuken, of er was een jongetje dat er bleek uitzag en zij moest hem overhalen om wat melk te drinken, die zijn Oosterse ziel verafschuwde, of er was uitslag op de handen van een ander en zij moest snel zwavel-mixture halen. De ziel was belangrijker, dat kon men van harte geloven, maar het lichaam was vaak zo dringend.

Haar verlangen om behulpzaam te zijn bracht er haar in die tijd toe om medicijnen te studeren in verschillende boeken die zij in Sjanghai kon kopen, en een deel van haar dagelijks werk werd het houden van een kleine kliniek, waar zij eenvoudige ziekten behandelde en gezwellen en huidziekten verbond en raad gaf aan moeders over hun zieke kinderen. Zij leerde afschuwelijke zweren te prikken en gebonden voeten die ontstoken en gezwollen waren te behandelen. Als afschuw haar overviel, zoals vaak gebeurde, zodat zij soms niet kon eten van walging, redde haar haar zin voor humor. Steeds weer moest zij glimlachen over het wantrouwen der vrouwen voor een kinine pil — hoe zou zo'n klein ding genezing kunnen brengen voor zo'n vreselijke ziekte als rillingen en koorts en geel worden en wegkwijnen? Zonder een woord, maar met een twinkeling in de ogen, kwam zij er toe de pil in een grote kom met heet water op te lossen, en het volle, bittere kwantum aan een oude dame te overhandigen, die getroost was nu ze de lelijke smaak proefde en de grote hoeveelheid zag en het met volmaakte zekerheid van volkomen herstel opdronk.

Maar de voornaamste beloning voor de kwetsing van haar fijne gevoel en de afschuw bij langdurig verwaarloosde kwalen, was de vreugde om weer goede en gezonde huid te zien aangroeien en gezondheid te zien terugkeren in bleke uitgemergelde lichamen. Dat was goed, Dat was triomf.

In dat jaar zond haar broeder Cornelius haar een orgel, een orgel van Mason en Hamlin van een flink formaat, zoals er thuis in de zitkamer gestaan had. Het had een bijzonder fraaie toon, want Cornelius had het zelf met grote zorg uitgekozen, en zijn goed gehoor wist wat het beste was. Het was zes maanden onderweg geweest, daar het over de Middellandse Zee gestuurd was. Het kwam op een Zaterdagavond aan, en Carie kon eten noch

rusten tot de kist geopend was en zij met Andrew samen het kostbare instrument er uit getild had Daar stond het, van haar! Zij was tot in het diepst ontroerd en eerbiedig ging zij zitten en speelde een van de liederen die zij thuis samen plachten te zingen, „Ik weet dat mijn Verlo'sser leeft", en spoedig zwol haar grote, glanzende stem aan en verhief zich blijde'en klonk over de pleintjes en straten en den mensen stonden stil in de verschemerde straten om te horen wat zij nog nimmer gehoord hadden. Toen zong zij een hymne in de Chinese taal en de bediende kwam en stond in de schaduw van de half open deur en zij bemerkte zijn luisterend gezicht en met een golf van vreugde kwam het over haar, dat misschien hier haar speciale gave lag om te kunnen helpen

Daarna werd het orgel als een levend wezen in haar leven, en tot heden zijn er mensen die altijd aan haar denken zoals zij er uitzag als zij er voor zat, soms met haar schort voor en juist zoals zij toevallig in het midden van haar werk en huishoudelijke bezigheden was, maar altijd met sterke handen die grote accoorden vergaarden tot melodieën die zich verspreidden, terwijl haar heerlijke stem weerklonk.

De tweede zomer was zij opnieuw zwanger en deze zomer bracht zij in Sjanghai door, om dicht bij een dokter te zijn, want zij was niet geheel in orde. Juist toen zij op het punt waren om terug te gaan kreeg Andrew een ernstige zonnesteek, en zo werd de terugkeer uitgesteld. Carie gaf zich toen aan zijn verzorging, want de dokter zeide dat zijn leven van de verpleging afhing. Edwin, de kleine jongen, zond zij naar een vriendin en zij gaf zich geheel en vastberaden om het leven van haar echtgenoot te redden

Zes weken zweefde hij aan de rand van de dood, en zes weken lang kwam Carie niet uit de kleren om te slapen, maar baadde en friste zich alleen maar 's morgens en 's avonds op, en zat naast hem en verpleegde hem. De dokter verbaasde zich over haar vitaliteit. Gedurende die hete, vochtige dagen van de late zomer en de vroege herfst hield zij zich frisch in witte japonnen, met een lint om de hals, met haar glanzend haar onberispelijk gegolfd, en met een kalm en zeker hart. Zij was volkomen vastbesloten dat Andrew niet zou sterven aan het begin van de loopbaan die hij zich gekozen had. Bovendien moest zij aan het nog ongeboren kind denken. Terwille daarvan moest zij niet toegeven aan angst en vrees. Een groot deel van de tijd was Andrew buiten kennis, en zij had een bediende om haar te helpen hem vast te houden en zij baadde hem met koud water, totdat hij rustig werd. Zij werd beloond, want hij herstelde, ofschoon later de spieren van zijn armen en schouders steeds aangedaan waren, zodat hij zich nimmer zo gemakkelijk bewegen kon.

Toen de koele dagen van de late herfst kwamen waren zij allen weer terug in Soe Tsjeoe en was haar eerste dochtertje Maude geboren. Het was een klein, dik, lief kindje, heel blank van huid en met bruine ogen en blond krulhaar. Dat was een gelukkige winter met de twee kinderen. Edwin was verbazend gegroeid en begon te praten en te zingen, en Carie had er pleizier in, om het kleintje in de wieg te leggen en Edwin naast het orgel te laten staan, terwijl zij voor hem speelde en zong. De baby luisterde met wijd open ogen, en Edwin ontwikkelde een helder, welluidend stemmetje.

Carie was de vrolijkste moeder die men zich denken kan. Hier en daar uit haar weinige boeken en tijdschriften en uit haar eigen hoofd bracht zij rijmpjes en liedjes bij elkaar en zij vervulde het leven van haar kinderen met vrolijkheid, zodat toen zij later terug zagen en als volwassenen zich rekenschap gaven, wat een eenzame en nauwbesloten omgeving hen omringd had, zij zich toch van geen tekort bewust waren, omdat zij haar rijk gezelschap gehad hadden.

Gedurende die winter beperkte zij haar leven in de eerste plaats tot haar kinderen, en door de grotere ondervinding van het moederschap begon zij dieper in zich zelf te leven. Zij begon weer aan de oude overpeinzingen over God. Door al die jaren had zij uitgezien naar een teken van God, een bepaald teken van goedkeuring; en niets was er gekomen. Nimmer kon zij er zeker van zijn dat de opvolgende aandoeningen van haar eigen hart, uit een andere bron kwamen dan uit haar eigen hart en verlangen. God daalde nimmer tot haar af met zichtbaar geluid of beweging. Maar na een tijd scheen het haar toe, dat haar kleine kinderen haar veel leerden van dien God waarop zij hoopte — hun afhankelijkheid van haar, hun gezichtjes naar haar toegewend om haar stemming te peilen, huns vastgeklemde handjes — tot aan het eind van haar leven zeide zij: „Hoeveel meer hebben zij mij geleerd, dan ik hun ooit zou kunnen leren!" Zij zat dan in overpeinzing en zeide ten slotte, „ik veronderstel dat wij God's voornemens even weinig kennen als die kinderen de mijne, zelfs mijn plannen voor hen. Zij vertrouwden mij ten volle, verzekerd van mijn liefde, en daarom bereid te geloven, dat ik alles het besta wist. Ik denk dat dat de wijze is, zoals wij God behoren te zien — eenvoudig te vertrouwen dat Hij er is en voor ons zorgt".

Het werd haar volledige belijdenis. (Wordt vervolgd.)