De treinen komen van aüe kanten

NAAR UTRECHT

Zaterdagavond van ver weg en Zondagmorgen van dichtbij zullen treinen en bussen de vrouwen naar Utrecht brengen, die door de clubs naar onze jaarvergadering zijn afgevaardigd. Eén dag zal 't maar zijn dit jaar, maar wij zullen die dag goed gebruiken.

In beperkte tijd zal het eerste deel van de dag besteed worden aan de alge-

DE DOMTOREN

mene huishoudelijke zaken, die ons propaganda-werk betreffen. Daarbij komen dan vanzelf allerlei wensen naar voren, die door de clubs reeds tevoren zijn geformuleerd en ingezonden: wensen op allerlei gebied, die zowel de schriftelijke propaganda (brochures, onze krant) als het algemeen beleid betreffen.

's Middags zal partijgenote C. Weersma —van Duin tot ons spreken over wat

■l!llll!IUIimil!IIIIIHIIIII»lll!lllinlllini!Hlltllll!llinilllinHIUIIIIIIIIinil!lllllllll!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUn!lllllll!ll!!l!i

„Vóór dat de eigenlijke actie bef gint al 40 nieuwe abonnees inget schreven" — dit bericht komt uit Rotterdam.

Verheugend! Moedgevend! Veertig vrouwen in onze rijen opgenomen!

En wat belooft dat veel voor de actie, die men begint.

Veel succes, Rotterdam!

uiiiiiiiiumuinmuHiiiiNimtmHumitmHttiiHiHMiiimiHiiiiiuiHuunHuumuHmiumiKitHiMiiiHiMHHMttmHii

ons allen het allermeest beroert, wat heel ons leven en ons werken doortrekt — over de nationale en de internationale toestand van heden. En over de vrede!

Ziehier het programma van onze jaarvergadering.

Wij twijfelen niet, of ons samenzijn, dat reeds in zichzelf een steun voor ons allen betekent, zal de moed, de werkkracht en de geestdrift van onze clubs versterken.

Wij zien dit immers elk jaar gebeuren. Maar dit keer dringt de noodzakelijkheid er van zich nog meer aan ons op.

Het grote leed

Niemand kan het peilen

Bij de Finse meren sneuvelden tienduizenden. En in de wouden bevroren de gewonden in massa.

In de ijskoude zeeën verdronken de opvarenden van ontelbare schepen.

Wie telt nog de slachtoffers van het geweld, dat nu heerser is!

En groter nog is het aantal van hen, die hun nabestaanden verloren, die „de doodstijding thuis kregen". Die misschien door krant of radio de dood vernamen van wie hun lief was, dikwijls het liefste op de hele wereld.

Mensenlevens gaan verloren, of het zandkorrels zijn, die wegstuiven voor een windvlaag. En het lijkt, of de menselijkheid zelf er mede verdwijnt.

Is men soms niet geneigd blij te zijn, als een schip getorpedeerd wordt van de kant, die men de nederlaag toewenst? Of dat in Finland een afdeling Russische militairen wordt verpletterd? En toch zijn dat ook mensen, die wij socialisten met ons en met allen verenigen willen.

Dat is naast het grote leed der beroofde vrouwen en moeders nog het meest schrijnende. En het is de meest beschamende tragiek, dat de mensheid het nog niet verder heeft gebracht dan haat; dat haat hier noodzakelijk wordt geacht, gezien de tegenwoordige toestanden.

Hoe ver staan wij nog af van het grote ideaal, dat wij nastreven en dat wij toch elk ogenblik ontrouw worden, gedreven door tegenstrijdige gevoelens, die ons door de omstandigheden menigmaal worden opgedrongen.

Wij reiken elkander de hand

Solidariteitsweek

Op de eerste bladzijde is een stukje van Finland's merengebied getekend met daarnaast een vriendelijke meisjesfiguur uit die streken.

Haar reikten we de hand, toen wij iets offerden voor het Finse Rode Kruis, of op andere wijze onze sympathie betuigden aan dat aangevallen volk.

Wij reiken die hand ook anderen, want de eerste lenteweek, die over enkele dagen aanvangt, is de internationale solidariteitsweek der sociaaldemocratische vrouwen. Het aantal internationale brieven, die wij vorige jaren om deze tijd wisselden, is beperkt geworden door de oorlogsomstandigheden. Dat wij el¬

kander toch in 't bijzonder zullen gedenken in de komende dagen, staat voor ons vast.

Ons staat op 't ogenblik voor ogen een foto „ergens" in een vreemd land genomen, waar vrouwen de verzorging van kleine emigranten en jeugdige vluchtelingen op zich namen. Deze kwamen allen uit een land, waarmede zijzelf in oorlog waren. Dit was het beeld van de solidariteit, van het gemeenschapsgevoel, dat wij onderhouden en aanwakkeren willen, dat wij willen maken tot een heldere en louterende vlam.

Daarom reiken wij nu in gedachten niet alleen de hand aan onze Belgische en Skandinavische vriendinnen en aan onze medestrijdsters in Engeland en Frankrijk, met wie wij allen nog contact kunnen hebben. Maar wij reiken ook de hand aan de vrouwen, die in de andere oorlogvoerende landen wonen en waarvan vele ongetwijfeld hunkeren naar verbondenheid met ons allen.

INHOUD

De treinen komen van alle kanten. — Het grote leed. — Wij reiken elkander de hand. — Verhaal. — Een lesje van mevr. De Vries—Bruins.

— De huisvrouw in haar hoekje. — De eerste voorjaarsgroenten. — Ons socialist zijn. — Vakbeweging. — Kleding en handwerkjes. — Ontwikkeling en ontspanning. — Wat men alzo beleeft! — Ras en mensheid. — Ingezonden. — Mededelingen van het Bondsbestuur. — Toneel.

— Uit de Gewesten. — Clubberichten.