Frans was een paar stappen bij vader ten achter en toen hoorde hij hem tellen: „Vierhonderd-twee, vierhonderd-drie, vierhonderdvier en we zijn er!" Vader stond stil en haalde zijn sleutel voor de dag. „Hoe kan dat nu!" riep Frans uit. „Ik had al vijfhonderd twee-ennegentig!" „Nee toch!" keek vader verbaasd naar zijn zoon. „Zou ik me zo vergist hebben?" „Dat moet wel, want ik heb het misschien al

acht keer nagemeten!" „Zullen we nög eens? " Vader haalde zijn

sleutel zonder de deur open te maken weer uit het slot. „Maar nu hardop na iedere tien stappen!" Frans had daar wel oren naar. Dan kon hij tenminste laten zien, wie er nu wel gelijk had! Stap, stap,

stapperde-stap, stap ,Tien!" riep Frans uit, nog vóór ze bij de

hoek waren gekomen. Meteen bleef vader stil staan en hield zijn jongen ook tegen. „Hoe kan dat nu, ik heb er pas zeven?!" Frans stond voor een raadsel. „Laat ons nu nog eens weer naar huis gaan, maar alles hardop doen, tegelijk!"

Ze maakten weer rechtsomkeert en dreunden: „Eén.,...." En toen ging het al meteen mis en raakte alles dooreen. Ze bleven onmiddellijk weer staan en zagen elkander verwonderd aan. Maar toen zag Frans de lichtjes in vaders ogen zo grappig tintelen, dat hij begreep, dat hier iets achter zat. „Oh vader, nü begrijp ik het!" riep hij uit. U maakt veel grotere stappen dan ik en daardoor zijn het er minder!"

„Zou het werkelijk?" vroeg vader, toen hij de sleutel weer in het slot stak. „Dus voor jou is de school nog op zeshonderd stappen

gebleven " „Maar voor u niet! Wat zou u het makkelijk hebben,

als u nog op school was!" „Zou ik dan ook zulke lange stelten hebben als nu?" Och nee, daar had vader weer gelijk in. „Maar nü hebt u ze wel en daarom kunt u me nu vaker van school halen, 't Is voor u maar vierhonderd stappen!"

En terwijl vader en zoon hun kleren op de kapstok hingen, wist vader niet meer, of hij Frans, of dat Frans hèm er tussen had genomen! LUCAS J. S.

„Het zonnetje lacht "

Door NICO SPLINTER

Het zonnetje lacht, ja, ze zal het wel winnen,

De donkere dagen zijn straks weer voorbij,

Dan brengt ze ons vreugde, dan gaat ze weer schijnen En maakt ze ons allen weer vrolijk en blij.

Het zonnetje lacht en een lijster gaat zingen,

Ik hoor in de verte een schaapje dat blaat,

Het is of nu alles opnieuw gaat ontwaken En jolig weer dartelt, weer leeft en weer praat.

Het zonnetje lacht en de sneeuwklokjes bloeien In kleedjes zo helder, zo smetteloos rein,

Die klokjes zo mooi in de dansende stralen,

Zou dat het begin van de Lente al zijn?

BIJBLAD VAN „DE PROLETARISCHE VROUW" VAN 13 MAART 1910. No. 1274. DERTIGSTE JAARGANG No. 1446 VAN „ONS KINDERBLAADJE". VERSCHIJNT ELKE WOENSDAG. REDACTIE-ADRES: FRANS VAN MIERISSTRAAT 1081, A'DAM.

De Lorelei

De Rijn is een pracht-rivier. Zo als hij stroomt door de bergen en rotsen van Duitsland, zo breed, zo statig lijkt hij wel de Koning van alle rivieren. En het is of de oevers hem hulde brengen. Hier lieflijke wijnbergen, daar rotsen met ruïnes van oude kastelen bekroond. Talrijk zijn de sagen en legenden die sinds onheugelijke tijden hier spelen en onder het volk leven. Eén sage is er die over de hele wereld bekend