je even naar school, en dan kun je ook lezen leren en schrijven, net als Doeke. Dan hoeft Doeke niet meer zo ver te lopen iedere dag, hoeft Pake niet meer vis te vangen in de kou en mem geen kruiden meer te zoeken. Dan staat mem in de winkel en verkoopt suiker en thee en koffie en nog veel meer. Wat zal dat fijn zijn, hè?" Mems ogen waren in lange tijd zo helder niet geweest als nu. Bij dit grote water vandaan, dat ze altijd zo naar gevonden heeft, in 't dorp weer tussen de mensen, Pake niet meer in weer en wind buiten, en haar kleine jongen tussen de andere kinderen, uit de stilte en de eenzaamheid vandaan. Lang al had mem naar iets anders uitgekeken, en nu eindelijk dat winkeltje ieeg kwam, had ze Pake overgehaald om mee te gaan verhuizen, 't Had wel moeite gekost, Pake kon hier niet best vandaan, maar mem had 't toch gewonnen.

Hanneman wist niet, hoe hij 't had, zó blij was hij! Telkens opnieuw moest mem vertellen, over 'tdorp, 'thuis, de school, mem had geen ogenblik rust, zovaak riep hij. Hij werd er druk en ongedurig van, en praatte met poes en Polio, alles vertelde hij aan hen, wat mem gezegd had. 's Middags mocht hij 't aan Doeke vertellen, en daar was hij erg trots op. Zie je, nu wist hij ook eens iets, wat Doeke niet wist. Die zette grote ogen op, en toen mem gezegd had, dat 't allemaal echt waar was, wat Hanneman vertelde, sprong hij zo wild in de kamer rond, dat Polio van Hannemans stoel sprong en meedanste.

„Ho, ho! wat gebeurt hier?" zei Pake, toen die binnenkwam. „Heb je 'tschip met geld gezien,') Doeke?" „Neen, Pake,maar Doeke is zo blij, omdat wij in 't dorp gaan wonen!" „Zo? En Hanneman dan? Is die niet blij?" „Ik? Nou, hoor! Ik wil 'terg graag, ik mag ook naar school, Pake!" „Wel wel", zei Pake, „wat zul je dan knap worden. Maar 't treft juist goed, als ik dan heel oud ben, kun je mij de krant voorlezen."

De hele avond praatten ze over het nieuws. Doeke en Hanneman waren beide even opgetogen en maakten al druk plannen. Ze hadden anders nog wel een paar maanden de tijd, want de verhuizing zou eerst in Mei zijn!

') In Friesland praat men vaak van tgeldschip. Als de kinderen om iets vragen, zégt moe: „Als 't schip met geld er is, dan krijg je V

') In Friesland praat men vaak van tgeldschip. Als de kinderen om iets vragen, zégt moe: „Als 't schip met geld er is, dan krijg je V

ro

LAMMETJES

Ei, ei!

Zie, lammetjes in de wei! Wel, hier en ginter Ik dacht: we hadden nog winter, De Lente is nog niet in tel. — Wel! Wel!

Nou... Nou ...

Ja, jongen, dat ligt aan jou. Je zat nog maar te wachten.. Waar was je toch met je gedach-

[ten?

Ben je dan ingedut? Gut... Gut...

Ja, ja,

Je komt ons niet meer, te na Ijzige, barre winter. De lammetjes lopen al ginter! Hoor maar, ze roepen blij: M.. m.. ei.., M... m... ei.

.! Lb

BIJBLAD VAN ..DE PROLETARISCHE VROUW" VAN 1 MEI 1940. No. 1280. DERTIGSTE JAARGANG No. 1452 VAN „ONS KINDERBLAADJE". VERSCHIJNT ELKE WOENSDAG. REDACTIE-ADRES: FRANS VAN MIERISSTRAAT 108 1, ADAM.

Van Hameman

Van Hanneman hebben we in de vorige jaargang in „Het Hondje" horen- vertellen. Hij kan niet lopen, zijn beentjes zijn lam. Hij woont met Mem (zijn moeder), Pake (zijn grootvader) en Doeke (zijn grotere broer). Zijn vader was schipper en is op een nacht ver van huis verdronken.

Groot nieuws

i.

De zomer met z'n warme dagen ging voorbij. Hanneman was veel buiten, want 't was een zomer met heel veel zon. Toen de herfst kwam, met z'n wilde vlagen en regenbuien, moest hij weer binnenblijven. Toch had de buitenlucht hem veel goed gedaan, hij was