meente van haar afhangt. Om haar taak goed te kunnen vervullen is nog iets anders noodig dan uitsluitend toesplitsing op dat ééne ambt.

Bij de discussie, die op deze voordracht volgde, uitte Ds. D. Boer zijn waardeering over Mej. Poortman s objectieve en toch persoonlijke uiteenzetting. Ds. Boer ging nog wat nader in op de nog steeds uitblijvende benoembaar der vrouwelijke predikant in de Herv. Kerk. Z.i. staat deze zaak er niet zóó hopeloos voor als men wel eens meent. Echter zal de vrouw hier niet in de eerste plaats van buitenaf de strijd moeten voeren, doch meer van binnenuit. Als zij in alle bescheidenheid wil beginnen binnen de kerkelijke orde het werk te doe dat haar wordt toegestaan (als hulpprediker^ _ als zij dit zóó doet, dat zij zichzelf onmisbaar maakt, dan kan zij op den duur de publieke opinie veranderen. Het lichtend voorbeeld van Mej. Dr. Lydia koomans, de helaas jong gestorven hulppredikant in een Groningsche plaats, werd hier nog eens met dankbaarheid herdacht: hoewel zij slechts I.V2 jaar haar werk heeft kunnen verrichten, is er in dien korten tijd zóóveel van haar uitgegaan, dat .toonaangevende orthodoxe mannen der Herv. kerk aan haar graf zeer merkwaardige en ondubbelzinnige woorden van waardeering over haar en haar werk hebben gesproken. Indien meer vrouwen dat voorbeeld willen volgen, zal op den duur ook in de Herv. kerk van binnenuit een roep komen om de vrouwelijke Predikant.

r r* \\ T D CCT C

BOEKBESPREKING.

De beroepsarbeid der vrouw en het Socialisme.*

door M. Wibaut-Berdenis van Berlekom.

„Ik heb in droom gezien" „een dag van blijheid". „De vrouwen ademden ' „de lucht der vrijheid".

H. ROL. HOLST.

Met het schrijven van deze brochure is uitstekend werk gedaan. Mevr. Wibaut.is de meest feministische onder de socialisten en zou de meest socialistische onder de feministen zijn, als zij ooit in onze rijen had willen meestrijden.

Het heeft niet mogen, — misschien niet kunnen zijn, en al moeten wij het, als organisatie, betreuren, het feminisme,

het feminisme nu als we 't zoo mogen noemen,

vaart er misschien wel bij, dat dit krachtig en overtuigend woord voor de arbeidsvrijheid ook van de gehuwde vrouw niet alleen voor overtuigden klinken zal, maar ook voor wie daar nog in den waan verkeeren dat verbeterde samenleving ooit met onafhankelijkheid van de vrouwelijke mensch

kan samengaan.

Mevr. Wibaut laat terecht aan haar pleidooi een kort historisch overzicht vooraf gaan, zij tracht de lijn te vinden „die van 't Verleden loopt naar 't Heden" en zoo een poging te doen om dit veel omstreden vraagstuk in het licht van haar socialistische levensopvatting te plaatsen.

* Uitgave partijbestuur der S.D.A.P.

Deze strekking kan als leifmotief beschouwd worden op het thema van de brochure: wilt ge goede socialisten worden, steunt dan de vrouw, ook de getrouwde, in haar strijd cm vrijheid van arbeid.

Het is ons wèl. Mits men maar niet ook redeneere: al wie de vrouw steunt, is uit den aard der zaak socialist. Condorcet noch Stuart Mill, van Houten noch Marchant waren volgelingen van Marx en Engels. Neen, het beroemde woord van Hegel, dat de wereldgeschiedenis de vooruitgang is in het bewustzijn der vrijheid, geeft het feminisme waaraan alle bewegingen tot ontwikkeling der menschheid, welken naam ze ook mogen dragen, deel hebben gehad — veeleer haar zelfstandige plaats in die geschiedenis.

De auteur van onze brochure heeft een vaardige pen, een groote kennis van haar onderwerp, en wat 't voornaamste is, het zuivere inzicht, dat geestelijke vrijheid goed recht op vrijheid van arbeid tot voorwaarde heeft.

Na ons eerst een blik in vogelvlucht op het verleden gegeven te hebben, waarin Penelopeia door haar zoon berispt wordt als zij in de mannenzaal durft spreken — en daar volkomen vrede mee heeft, vertelt zij van den strijd door alle eeuwen met Olympe des Gouges in Frankrijk en

Mary Wollestonecraft in Engeland als eerste baanbreeksters, waarna Behels in 1883 verschenen boek, die Frau und der Sozialismus als een nieuwe mijlpaal wordt aangeduid.

Dan komt het heden met de verovering van het kiesrecht èn — de huwelijkswet van 1838. — „Het is met de kentering van den tijd" zegt zij „als met een nieuw vervoermiddel, dat door het oude veel te nauwe straatje gaat" — Zij wijst er op hoevelen vast houden aan de oude leer dat een vrouw „thuis hoort" zooals een huisdier verbonden is aan een huis en zij stelt vast dat er voor de vrouw een moreele kant aan zit om als zelfstandig denkend en handelend individu ook na haar huwelijk behandeld te worden, en dat voor een waarlijk goede huwelijksverhouding een der eerste voorwaarden is dat man en vrouw elkaar als gelijkwaardige persoonlijkheden beschouwen. „Wij moeten streven" — zoo is haar oordeel, „naar een verhouding waarbij niet langer de man zijn vrouw uitsluitend zal kunnen of willen zien als lijn vrouw, van zijn stand, van zijn positie, van zijn loon algeheel afhankelijk".

Dat met het verwijt van dubbel inkomen in een uitvoerig betoog met de ons bekende argumenten wordt afgerekend, spreekt van zelf; en er wordt op gewezen, dat men onmogelijke alle landarbeidsters, winkeliersters, pensionhoudsters e.m.a. zou kunnen dwingen zich alleen met het huishouden bezig te houden of verbieden ergens iets te verdienen. En er wordt nog eens aan herinnerd hoe in den Haag, de verbodsbepaling, ware ze aangenomen geweest, niet toepasselijk geweest zou zijn op de werksters, die t stellig zonder gezinshulp zouden moeten doen, en wel op de ambtenaressen, die onder goede voorwaarden werken.

Wij moeten de verzoeking weerstaan het heele pakkende geschriftje hier aan te halen. De lezing zij onze lezeressen en vooral onze propagandisten — maar dat zijn we toch allen! — ten zeerste aanbevolen.

De vrijheid van beroepsarbeid is ons meest bedreigde punt, een waarvan het moeilijk blijkt tot een klaar inzicht