3de JAARGANG

15 OCTOBER 1932

NUMMER 5

VROUW EN GEMEENSCHAP

MAANDBLAD VAN DE NED. VEREENIGING VOOR VROUWENBELANGEN EN GELIJK STAATSBURGERSCHAP HOOFDBUREAU LANGE VOORHOUT (DAMES LEESMUSEUM) DEN HAAG "

HOOFDBESTUUR

Presidente: E. H. PIEPERS — Vice-Presidenten: Mr. B. BAKKER-NORT - ROSA MANUS — le Secr.: S. v.d.HOEVE-BAKKER—2e Secr.: Mr.D. J. VEEGENS

— le Penn.: C. M. MEIJERS Giro-nummer 110444

— 2e Penn.: J. POLAK-KIEK — Leden: Mr. A. v. DULLEMEN — Prof. Mr. H. v. GOUDOEVER — CH. L. POLAK-ROSENBERG — J. W. HUIZENGAHUISMAN — Mr. B. C. GOUDSMIT

TELEFOON HOOFDBUREAU 180231

ABONNEMENTSPRIJS PER JAAR ƒ 2.50

COMMISSIE VAN REDACTIE

E. H. PIEPERS. — L. KAPPEYNE v. d. COPPELLO-WIJGERS. — Mr. A. v. DULLEMEN. — M. A. COHEN TERVAERT-ISRAELS, Zeekant 104a, Scheveningen, aan wie voor den lsten van de maand de stukken voor de redactie moeten worden gezonden.

Vaste medewerkers: Mej. Mr. M. GOEDHART — J. W. HUIZENGA-HUISMAN — Prof. Mr. H. V. GOUDOEVER.

LEDEN ONTVANGEN HET BLAD GRATIS

INHOUD: Mr. B. C. Goudsmit: De Nieuwe Leuze. — Matty Vigelius: De Evolutie van het Huwelijk. — /. M. de ]ong-Paardekoper Overman: Plattelandsvrouwen II. — Mr. van Dullemen: Famke als inleidster. — Algemeene Vergadering N. V. R.. — Binnenland. — Buitenland.

DE NIEUWE LEUZE.

Het ingezonden stuk van ons lid, A4ejuffrouw A. H. v. d. Paauw, onder bovenstaande titel in het vorige Maandblad geplaatst, mag m.i. wegens het gewicht der zaak voor het feminisme, niet onbesproken blijven.

Op de Jaarvergadering is in de eerste plaats de wenschelijkheid uitgesproken, dat de vrouw aangesloten is bij een politieke partij. Deze uitspraak, na langdurig debat aangenomen, werd gevolgd door de aanvaarding der leuze: „vrouwen, stemt op vrouwen, die onze beginselen zijn toegedaan."

Mejuffrouw v. d. Paauw evenwel wil het lidmaatschap eener politieke partij als iets bijkomstigs beschouwen en schijnt, begrijp ik haar wel, de leu%e van primair belang te achten.

Hierin verschillen wij evenwel principieel van meening, daar ik de aansluiting bij een politieke partij van overwegend belang acht en zelfs de stelling verdedigen wil, dat het onmogelijk is, de leuze behoorlijk in toepassing te brengfn, indien het lidmaatschap eener partij niet vooraf is gegaan.

Het hoofdbestuur is van meening en de Algemeene Vergadering vereenigde zich er mede, dat vóór alles het handelen naar genoemde uitspraken meerder succes voor de vrouwen bij de verkiezingen kan verzekeren.

Waarom Mejuffrouw v,. d. Paauw deze uitspraken geen

beantwoording acht van het geamendeerde voorstel Utrecht, dat het Hoofdbestuur zich tijdig gelieve te bezinnen over de wijze, waarop, en de middelen waardoor bij verkiezingen onze leden en afdeelingen haren invloed kunnen en moeten aanwenden om meer succes te kunnen boeken voor de vrouwen, is mij niet duidelijk.

Onze Vereeniging stelt zich ten doel voor de vrouw algeheele wettelijke maatschappelijke en economische gelijkstelling met den man te verkrijgen en de vrouw voor te lichten omtrent vraagstukken, welke voor haar van belang zijn met het oog op haar burgerschapsrecht en haar taak in gezin en maatschappij.

Welnu, dit doel kan voor een zeer groot deel slechts bereikt worden in de vertegenwoordigende lichamen en derhalve door middel van de politieke partijen. Velen mogen dit betreuren — al acht ik dit volkomen onjuist — het feit is er en wij moeten er rekening mee houden.

Ter anderer plaatse zal ik uiteenzetten, waarom het dwaasheid is zich van politiek verre te willen houden en zich te goed te achten hieraan te „doen".

Maar dan is het ook minst genomen wenschelijk zich aan te sluiten bij een politieke partij: daarbuiten kan de invloed van de vrouw op de door haar voorgestane belangen slechts uiterst gering zijn, terwijl zij als voorvechtster van vrouwenbelangen in' de vertegenwoordigende lichamen haar invloed in het geheel niet kan doen gelden, zoolang zij niet lid is van een politieke partij.

Mejuffrouw v. d. Paauw stelt nog eenige vragen, die naar mijn meening niet moeilijk te beantwoorden zijn.

1°. Hoe kunnen vrouwen weten, welke vrouwen op de verschillende candidatenlijsten onze beginselen zijn toegedaan en hoe weet het Hoofdbestuur het?

Ik had gehoopt dat Mejuffrouw v. d. Paauw het Hoofdbestuur grooter schranderheid had toegedacht. Immers, zullen toch meestentijds de vrouwelijke candidaten niet plotse-