4de JAARGANG

15 JUNI 1933

NUMMER 1

VROUW EN GEMEENSCHAP

MAANDBLAD VAN DE NED. VEREENIGING VOOR VROUWENBELANGEN EN GELIJK STAATSBURGERSCHAP

□ HOOFDBUREAU: ZEESTRAAT 84, DEN HAAG □

Inhoud: E. H. P: Openingsrede. A. E. v. B. H.-S: Kort verslag Jaarverg. Mr. B. B. N: Terugblik. E. H. P: Marseille. M. C. TVrouwenraad. W. Vreese-v. d. Pol: Normaliseeren of niet. Mr. E. Adriaanse: Nog eens de beroepsarbeid. — Vereenigingsnieuws; Adressen en Brieven. Boekbespreking; Sleutelbos-brochure. Polderbesturen, Batavia, Studie-inlichtingen.

OPENINGSREDE VAN DE PRESIDENTE OP DE ALGEMEENE VERGADERING. Geachte Aanwezigen,

Weder is een jaar voorbijgegaan sedert ik U mocht toespreken en helaas moet ik constateeren, dat mocht mijn toon verleden jaar al niet te opgewekt klinken, deze dit keer nog sterker in mineur staat.

Allerwege zien wij de vrouw teruggedrongen, van hare functies ontheven, bemoeilijkt in hare studies. Zooals altijd in tijden van economische depressie, is het de vrouw die dit het zwaarste ondervindt, die er het meeste door getroffen wordt. Het gaat in het groot, zooals het gaat in het klein. Is een gezinsinkomen verminderd, het eerste waarop bezuinigd wordt is het huishoudgeld voor de vrouw; zijn er kinderen, de extra lessen voor de meisjes worden afgeschaft.

In de maatschappij hetzelfde beeld. De gehuwde vrouw mag niet meer arbeiden, dubbele inkomens in een gezin zijn onbillijk, maar wordt er ooit gevraagd of de man hetgeen hij verdient, noodig heeft om van te leven, of dat hij of zijn vrouw voldoende kapitaal hebben? Dan zou ook billijker zijn, dat zijn verdienste aan een ander zonder verdienste ten goede zou komen. En gaat het bij den arbeid der vrouw alleen maar om de financieele zijde? Heeft zij vaak in de eerste plaats niet behoefte aan geestelijken arbeid, aan werk waarvoor zij vroeger jaren lang gestudeerd heeft om er de noodige bekwaamheid voor op te doen? Men voert aan: de getrouwde vrouw hoort thuis, bij eigen haard en kinderen. Maar als in het gezin haar verdienste ontbreekt, is die haard koud, zijn de kinderen ondervoed.

En behalve de getrouwde vrouw begint men nu ook zooveel mogelijk de ongetrouwde uit de betrekkingen te weeren, worden vrouwen ontslagen uit rijksbetrekking, omdat ze „vrouw" zijn. Er is mij een geval bekend, dat er een jaar of tien geleden bij een vrouw op aangedrongen werd te solliciteeren naar een bepaalde rijksbetrekking, omdat zij daar bij uitstek voor geschikt zou zijn. Nu wordt zij uit die zelfde betrekking ontslagen, omdat zij, zooals ik reeds zeide, „vrouw" is. Voor vol pensioen komt zij nog niet in aanmerking, naar haar vorig werk teruggaan kan ook niet, omdat zij daarvoor anderen heeft opgeleid en heeft doen benoemen.

Daarom te meer moeten wij vrouwen ons meer dan ooit aaneensluiten om te behouden, wat wij verkregen hebben. Deze economische crisis zal voorbijgaan en dan moeten wij klaar staan om onze plaatsen, waaruit wij nu verdrongen worden, weer in te nemen. Daarom is het ook noodzakelijk, dat de jongeren voortgaan zich te bekwamen en te studeeren elk naar hare geaardheid, om straks, als betere tijden aanbreken, gereed te zijn hare plaats in de maatschappij "waarop zij naar gelang van hare studies recht hebben, in te nemen. Al zijn de