Dat men ons niet ten getale van vijftig en niet ten getale van vijf in de Kamer noodig heeft. *)

Gelukkig beluisterden wij in het hoofdartikel een ander geluid. Wij moeten hard aan den slag. — De vrouwenzaak toch, is geen aangelegenheid waarin men zoowat kan liefhebberen, al zou men dat met smaak en distinctie doen. Onze strijd verlangt durf en bezieling, maar, óók gedegenheid. Wij moeten zeer oppassen geen gerechtvaardigde critiek uit te lokken!

En wij hebben zulk een groot voorbeeld dagelijks in ons midden! Onze Vorstin! Die het waarlijk niet noodig heeft van Dr. Rauth te leeren, wat onze Grondwet ons waarborgt. Wij hebben haar jubileum allen medegevierd, zoo niet op het Binnenhof en in de Residentie of de Hoofdstad, dan toch in onze binnenkamer en in ons hart. Wij hebben geluisterd naar den klank van Haar stem, die ernstige dingen tot ons zeide. Wij hebben er alle modulaties in herkend, die de stem van een levende mensch, een hooggestemde ziel, een rijke, geordende geest, eigen is. Bevrijdend heeft Haar stem gewerkt op wat in banden van moedeloosheid geslagen ligt, of verward is geraakt in de „ismen" en conflicten van dezen tijd, want Haar stem tooverde voor ons het beeld, dat wij allen als vrouwenideaal in ons omdragen: de toegewijde, plichtsgetrouwe, medelevende — de denkende, arbeidende Vrouw — Hoofd en Lid onzer vrije, gelukkige samenleving, — en Moeder. — Meer hebben wij niet noodig.

V. TWISS-SCHMIDT ERNSTHAUSEN.

•) Het is al. blijkbaar n. a. y. deze circulaire dat Mw. Sypkens haar ideeën poneert over de 50% vrouwen in de Kamer. In het volgend maandblad een artikel over dit denkbeeld. Red.

EXTRA VERLAGING DER SALARISSEN VAN ONGEHUWDE AMBTEN AREN(ESSEN).

Bij de door de Regeering voorgestelde vermindering van uitgaven om het groote te kort op onze begrooting voor 1934 weg te werken treffen we een nieuwe salarisverlaging der Rijksambtenaren aan. De zooveelste in enkele jaren tijds! Het is heel hard, maar bij den grooten nood der schatkist is deze nieuwe verlaging wellicht onvermijdelijk.

Maar één ding behoort bij deze verlaging te worden vermeden — de m.i. groote onredelijkheid jegens de ongehuwde ambtenaren(essen) van een nieuwe extra korting van hun salarissen.

Reeds thans bestaat bij gelijken arbeid, ongelijkheid van salariëering van gehuwde en ongehuwde ambtenaren en wordt het m.i. eenig juiste beginsel bij salariëering — loon naar prestatie — verbroken door het element van behoefte.

De gehuwde ambtenaren ontvangen niet alleen kindertoeslagen, doch de ongehuwde ambtenaren moeten zich ook een extra-korting van 3 % van hun salaris getroosten. Deze korting wordt veelal in verband gebracht met het groote aantal kloosterlingen-onderwijzers(essen) in ons land. Thans wordt door de Regeering voorgesteld deze 3 % aftrek voor de ongehuwden geleidelijk tot 10 % te verhoogen. M.i. zonder dat daarvoor eenige rechtsgrond kan worden aangevoerd.

Ik herinner aan het geestig ingezonden stukje in de N. Rott. Crt., waarbij werd voorgesteld het bezoldigingsbesluit te herdoopen in „verzorgingsbesluit" ten einde het misverstand, dat de belooning van een ambtenaar eenig verband behoort te houden met zijn prestaties, voor goed uit den weg te ruimen.

Salaris is toch vergoeding voor arbeid, en geen verdeeling naar behoefte, onder de ambtenaren van een bepaald beschikbaar bedrag. Meent men dat in deze zware tijden van de ongehuwde ambtenaren grootere offers gevraagd kunnen