HET NIEUWE WERKPLAN. *)

Naar aanleiding van het .nieuwe werkplan' veroorloof ik mij de volgende opmerkingen :

1. Navolging en belangstelling trachten te wekken bij alle vrouwen, ook bij de minder ontwikkelden, interesse wekken voor maatschappelijke en politieke vraagstukken. Men trachtte dit niet alleen te bereiken door vergaderingen en cursussen, maar vooral door lectuur (brochures, art. in couranten enz.) en door lezingen voor de radio.

2. Het plaatsen van enkele punten op het werkprogramma, zooals:

a. Ten aandien van het onderwijs. Algeheele reorganisatie van het onderwijs, zoodat er komt:

1. Meer gelegenheid voor voorbereidend onderwijs.

2. Bij L. O. splitsing naar aanleg en aard der leerlingen in scholen.

a. voor de zeer begaafden, die Hooger of Middelbaar Onderwijs kunnen volgen;

b. voor hen, die M.U.L.O. of Nijverheidsonderwijs zullen volgen;

c. voor hen, waarvoor het L.O. eindonderwijs is. Dit onderwijs zal voor het leven praktische waarde moeten hebben;

d. Scholen voor achterlijken.

Men benoeme slechts degenen, die de praktijk van het onderwijs goed verstaan.

3. Midd. en Hooger Onderwijs. Hiertoe moeten geen leerlingen worden toegelaten, bij wie aanleg en lust tot studie ontbreken. Studietijd hoogstens 6 j. op 5-jarige H.B.S. en 7 jaar op gymnasium. Door voornoemde regeling L.O. is zulks mogelijk.

4. Ten aanzien van beroepsarbeid. Niet alleen moet men aandringen op vrijheid van beroep, ook voor de gehuwde vrouw, daarnaast streven naar meerdere mogelijkheid voor de vrouw een beroep te vinden. De gehuwde vrouw kan men helpen, door er op aan te dringen dat het onderwijs in de eerste 2 klasse der L.S. bij voorkeur gegeven wordt door gehuwde vrouwen, die zelf moeder zijn. De gehuwde vrouw zal zelf steeds de kosten moeten betalen van een tijdelijke kracht gedurende haar zwangerschap, opdat dit wapen tegen de gehuwde ambtenares niet meer gebruikt kan worden.

5. Loon naar prestatie. Men verzette zich tegen loonsverschillen tusschen man en vrouw, gehuwden en ongehuwden en kindertoeslagen. De kwestie, dat de gehuwde meer verdient dan de ongehuwde is tevens een argument om de vrouw, die gaat trouwen, haar beroep te ontnemen.

6. Voorlichting bij huwelijk. Aan iedere vrouw moet bekend zijn, welke simpele rechten zij volgens het B.W. heeft, zoodra haar huwelijk een feit is. Zij moet beseffen, dat zij in de huidige omstandigheden èn haar onafhankelijkheid èn haar beroep verliest.

De bedoeling hiervan is niet haar terug te houden van het huwelijk, maar te zorgen dat ze welbewust de stap doet.

7. 50 % vrouwen in de vertegenwoordigende lichamen.

Het streven naar meerdere vertegenwoordiging in Kamer en Gemeenteraad door een doelmatige verkiezingsactie. Vrouwen, die de bekwaamheid en geschiktheid bezitten zitting te nemen er op wijzen, dat het een plicht is zulks te doen, niet alleen tegenover de vrouwen, maar ook tegenover de gemeenschap. C. J. ONVLEE-CAVALJE.

*) Zie Vrouw en Gemeenschap September.