komst. Zij bestaat uit twee eenvoudige, wit geschilderde gebouwen, op korten afstand van elkaar gelegen in de uitgestrekte dennebosschen tusschen Amersfoort en Leusden. Het grootste gebouw omvat de eigenlijke school, — voor welks frontispiece de woorden Wees Mensch prijken; — het bevat, welvoorziene leeszaal, vriendelijke conversatiezaal, eetzaal, en als middelpunt een ruime, lichte gehoorzaal met groote glazen deuren aan weerskanten, die bij mooi weer open staan naar de bosschen. Het kleinere gebouw is het internaat waar zich de kleine, maar van alle gemakken voorziene logeerkamers bevinden.

Laat ons hopen, dat een bijeenkomst, onder leiding van ons H.B. in zoo harmonische omgeving, voor onze zaak vruchtdragend moge blijken.

WAT HEEFT HET FEMINISME DER NEDERLANDSCHE VROUW GEBRACHT? — WAT MAG HET DAAROM VAN DEZE VERWACHTEN? door Joh. W. A. Naber

Wederom heeft Mej. Naber aan de vele, zeer lezenswaarde groote en kleinere geschriften van hare hand een brochure toegevoegd, die er zijn mag.

Wij kunnen het betreuren, dat dit geschrift thans nog noodig is, laten wij ons echter liever verheugen, dat het geschreven is en wel met zooveel vuur en zooveel élan, dat het wel indruk moet maken op degenen, waarvoor het bedoeld is, de jongere generatie der vrouwen, voor wie het feminisme als een bijna vergeten klank werd uit vroeger dagen.

Maar die thans aan den lijve ondervinden, wat er geschiedt, als „recht" niet door „macht" wordt gesteund; die door hare verregaand individualistische houding en hare onverschilligheid thans niet meer met kans op succes, zooals eertijds kunnen zeggen: „Wij vrouwen van Nederland, wij willen deze dingen nu eenmaal niet".

Maar die door de nuchtere, harde feiten van achterstelling en uitsluiting, broodsgebrek en afhankelijkheid misschien straks, zullen worden genoodzaakt, zich aaneen te sluiten, een macht te vormen, die zich weren kan.

Misschien onder de vaan, die de weinigen nog altijd hebben hooggehouden, misschien in geheel nieuwe formatie, dat doet er niet toe, als maar de vrouwen wakker worden en beseffen, dat het gevaar zeer nabij is.

De brochure van Mej. Naber is een helder klinkende, dringende wekstem daartoe.

Laten wij hopen, dat ze geen roepstem in de woestijn zal zijn!

Het eerste, grootste deel bevat een overzicht „van wat het feminisme in zijn opkomst, zijn bloei en zijn voleinding der Nederlandsche vrouw heeft gebracht".

Bij de lectuur van dit stukje geschiedenis, zoo levendig en pittig verteld door eene, die zelf midden in den strijd heeft gestaan, komt men weer diep onder den indruk van het bezielende en verheffende van dien strijd, die een zoo totalen ommekeer bracht in het vrouwenbestaan.

Mej. Joh. Naber heeft in dit kort bestek een sprekend, een levend beeld vermogen te geven van dien krachtigen tijd en van de prominente figuren, die wisten te strijden en door te zetten.

Het tweede, kortere deel: „wat mag het feminisme van de thans opgekomen vrouwengeneratie verwachten", bevat een ernstige, dringende waarschuwing aan de vrouwen van dezen tijd, een warm pleidooi voor het behoud van wat verkregen is.

Mej. Naber toont met de feiten aan (het wetsontwerp Marchant, de ministerieele aanschrijving van Z. E. minister de Wilde) hoe groot de gevaren zijn, die de vrijheid der vrouw bedreigen.

Zij houdt geen pleidooi voor de wenschelijkheid van beroepsarbeid voor de gehuwde vrouw, zij is er persoonlijk zelfs op tegen, omdat men h. i. maar één ding goed kan doen, doch voor het zelfbeslissingsrecht der vrouw in dezen.

„De wettelijke achterstelling in welken vorm ook, van de vrouw, gehuwd of onge-