huwd, als zoodanig, bij den man, iedere afzonderlijke wettelijke regeling van de maatschappelijke positie der vrouw als zoodanig, is de aanranding van een hoog vrijheidsbeginsel, de schending onzer staatburgerlijke gelijkstelling met den man, zooals die is vastgesteld in onze Grondwet bij de herziening van deze in het jaar 1922".

Dit is een van de klemmende argumenten, waarmee zij de jongeren, ook de ouderen opwekt tot den strijd.

Duidelijk toont zij aan, dat, hoe men het ook anders tracht te propageeren in roman-, brochure- of dagbladartikel, het rad van den tijd zich niet terugdraaien laat en dat een cultuurvorm, die voorbij is, niet weer terug kan keeren.

De strijd der feministen tegen het minderwaardigheidsbesef der vrouw heeft uit, „omdat", aldus Mej. Naber, „de jonge meisjes door eenzelfde opvoeding als de jongens van dien druk zijn bevrijd".

„Thans", zoo vervolgt zij, „moeten wij onzen meisjes bijbrengen de erkenning der gelijkwaardigheid van het gehuwde en het ongehuwde leven voor individu en Staat".

Mej. Naber toont hier een hooge opvatting te hebben van de eigenlijke bestemming van den mensch.

Maar zij vergeet, dat een der sterkste drijfveeren van 's menschen wil en daad is de drang naar persoonlijk geluk.

Voor man en vrouw beide moge het huwelijk niet het uiteindelijke doel des levens zijn,

(Mej. Naber zegt: „het huwelijk is het hoogste niet — dat is een waan. Het Leven, het groote Leven heeft meer te geven dan het bezit van een echtgenoot en een eigen kind)

dat moge waar zijn,

even waar is het, dat in een gelukkig huwelijk man en vrouw wederzijds zooveel steun, zooveel geluk, zoovele geestelijke zoowel als lichamelijke krachten toegevoerd worden,

dat zij normaliter sterker in de wereld staan dan zij alleen hadden kunnen staan,

dat zij de menschheid meer hebben te geven uit de volheid van hun rijkdom, dan zij hadden kunnen doen, als zij alleen waren gebleven.

Wie door het huwelijk niet verder komt dan van zijne persoonlijk egocentrische houding ten aanzien der gemeenschap dan tot een kleine uitbreiding daarvan in liefde tot eigen gezin, is het huwelijk niet waard.

Inderdaad, het gehuwde en het ongehuwde leven moeten als gelijkwaardig worden erkend door den Staat, voor het individu is de waardeering anders.

Deze opmerking meende ik te moeten maken.

Niettemin getuigen de woorden die Mej. Naber wijdt aan de waarde van den huwelijkschen staat voor het leven der vrouw, over „het moederschap in grooten stijl" van een zoo hooge opvatting van der vrouwen taak in de wereld, dat ik ze onder de oogen van alle vrouwen zou willen zien.

Wij danken Mej. Naber voor dit nobele geschrift en wenschen het een verspreiding in ruimen kring toe. S. v. D. H.—B.

SS

«2

N.B. De brochure is niet in den handel maar te verkrijgen bij de schrijfster; voor adres en giro nr. zie advertentie. En voorts heeft Mej. Naber een onbeperkt aantal ex. tegen verlaagden prijs ter beschikking gesteld van het Hoofdbestuur om ten bate der kas te worden verkocht tegen den vollen prijs van ƒ 1.—. De afdeelingen kunnen deze bij het H.B. bestellen.