BOEKBESPREKING

EVA WAAR ZIJT GIJ?

Een eigen probleemstelling in zake het vrouwenvraagstuk, door H. Visser 't Hooft—Boddaert.

In opdracht van de Federatie van Christelijke Vereenigingen van en voor Vrouwen en Meisjes gaf het N.V. Boekencentrum te 's-Gravenhage een brochure uit onder bovenstaanden titel, geschreven, zooals de Federatie ons in haar inleiding mededeelt, door de echtgenoote van den secretaris van de Wereld-Federatie van Christenstudenten te Genève. Het stemt tot voldoening, dat ook in de kringen, waartoe Federatie en schrijfster behooren, onze beginselen beginnen door te dringen en onze doelstelling wordt aanvaard. Reeds in de Inleiding lezen wij:

In onze dagen dringt zich wederom met kracht naar voren dat er inderdaad een vrouwenvraagstuk is. Dit heeft de jongeren onder ons, die zoo gracelijk gebruik maken van wat de geëmancipeerde vrouwen voor haar verworven hebben, feitelijk wat overvallen. Zij ondervinden nu, in eigen leven, dat er toch iets niet in orde is. En zij loopen rond met een vraag. Zij hooren vele argumenten, op grond waarvan aan de vrouw een bepaalde plaats wordt toegekend, bepaalde rechten moeten worden onthouden, die geenszins overtuigend zijn. En dan vraagt zij als schepsel Gods, in het leven medeverantwoordelijkheid in den vollen zin van het woord, en niet slechts daar, waar anderen meenen haar nog een plaats aan te kunnen wijzen.

Eigenaardig doet het aan na de erkenning in de Inleiding van wat de geëmancipeerde vrouwen verworven hebben, dat de schrijfster de verdiensten van onze beweging voor het vraagstuk, dat haar zoo vurig ter harte gaat, volkomen voorbij gaat. Reeds uit den titel — een eigen probleemstelling — blijkt ons dit. Naar onze meening zou hier moeten staan: Een voor onze (der schrijfster) kringen nieuw probleem. Immers, wanneer mevr. V. ons op blz. 8 mededeelt, dat Jung er ons steeds weer aan herinnert, dat man en vrouw samen den mensch uitmaken: dat, wanneer de vrouw in een staat van primitieve onbewustheid blijft steken, de man alleen geen graad van hoogere bewustheid bereiken kan: dat het vrouwenprobleem haar probleem, maar ook het menschheidsprobleem is, dan vraagt men zich toch

verwonderd af, of de schrijfster vóór Jung nooit van een Nederlandsche vrouwenbeweging, van Dr. Aletta Jacobs, van mevr. Wijnaendts Francken en hare volgelingen gehoord heeft, die te uit en ter na dezelfde waarheden hebben verkondigd. Het gaat er intusschen niet om mevr. V. haar oorspronkelijken kijk op het vraagstuk te willen ontzeggen, alleen zouden wij wenschen, dat in deze moeilijke tijden de vrouwen hand in hand gingen, en niet langs elkaar heen keken, zoodoende wederkeerig hulp en steun missend, waar die zoo noodig is.

Een ander bezwaar, dat wij, hoezeer met eenigen schroom, toch meenen te moeten uiten is dit: Offert de schrijfster niet te veel aan den Tijdgeest (waarom Zeitalter, waar op een andere bladzijde het goede Nederlandsche woord gebruikt wordt) wanneer zij alle psychologen van de wereld, ik noem Dr. Esther Harding, Alice Rühle-Gerstel, Otfried Ebertz, Oscar Schmidtz, C. G. Jung, prof. Otto Pipe e.m.a. erbij haalt om, wat zij op blz. 6 zoo juist noemt „het bestaansrecht der vrouw" ondanks haar anders-zijn erkend te krijgen. Op onze studie-conferentie over het Vrouwenvraagstuk te Amersfoort, waarschuwde Mr. Elisabeth Ribbius Peletier tegen deze vermenging van speculatief onderzoek en de practische oplossing van de vraagstukken onzer beweging, die om dagelijksche toepassing vraagt. Trouwens mevrouw Visser zegt het zelf klaar en duidelijk op blz. 15:

„De waarheid is, dat men nog niets ernstigs afweet van dien mannelijken en vrouwelijken eigenaard; De Psychologie begint die vraag 2erst te bestudeeren."

Maar de waarheid is ook, dat Mevr. Visser 't Hooft en de haren gelijk hebben, wanneer zij in haar geschrift vragen: Eva, vrouw door God geschapen, door God gegeven als een hulp naast den man, waar zijt gij gebleven met Uw eigen mogelijkheden, met Uw eigen gaven van liefde, van toewijding, van inzicht, ook van kennis? Hebt gij het er wat gemakkelijk van genomen?

De uitgave is keurig verzorgd, het lettertype is van een zeldzame duidelijkheid.

BEWAART EN VERDIEPT HET VERWORVENE

Uitgave Vrijz. Chr. Jeugd Centrale te Utrecht.

Een van onze zeer actieve jongeren, Mr. J. Zeelenberg te Rotterdam, houdt in dit geschrift een welsprekend pleidooi voor „de Vrouwenbeweging en de Jongeren" om haar van de waarde, het nut en de noodzakelijkheid van onze Beweging te overtuigen. We zouden het