vader tijdens de geboorte Nederlander is, is thans ingevoegd een bepaling, dat ook Nederlanders zijn kinderen — behoudens natuurlijke, niet erkende kinderen — waarvan de moeder tijdens de geboorte Nederlander is en de vader zonder nationaliteit is dan wel van onbekende nationaliteit, zoolang die onbekendheid duurt. Belangrijk is ook de nieuwe bepaling, dat niet alleen genaturaliseerd kunnen worden meerderjarigen, die hetzij het Nederlanderschap verloren hebben hetzij gedurende de laatste 5 jaren hun woonplaats in Nederland of de Koloniën gehad hebben, doch ook die meerderjarigen, die in Nederland geboren zijn uit ouders zonder, dan wel van onbekende nationaliteit.

Voor de vrouw is van belang, dat zij in den vervolge, hoewel in 't algemeen staande huwelijk den staat van haar echtgenoot volgende, zelfstandig Nederlandsche blijft, indien zij ondanks naturalisatie van haar Nederlandschen echtgenoot in een ander land, de vreemde nationaliteit niet deelachtig zou kunnen worden, alsmede ingeval zij als Nederlandsche, met een vreemdeling huwend bij het aangaan van het huwelijk, de vreemde nationaliteit niet zou verwerven, b.v. indien de vreemde wetgeving zulks niet zou toelaten.

Aldus heeft de wetgever een belangrijke leemte aangevuld, opdat vrouw en kind zoo weinig mogelijk buiten hun toedoen zonder nationaliteit zouden geraken.

Mr. B. C. Goudsmit.

NIET DE JUISTE WEG.

Pleidooi voor meer vertrouwen.

„Waar is toch Mevrouw...? Die had hier nu toch hooren te zijn, al was het niet aldoor; ik heb op haar gestemd, maar dat doe ik niet weer."

Met deze woorden gaf een bezoekster onzer jaarvergadering uiting van haar teleurstelling over den uitslag der verkiezingen voor de Tweede Kamer.

Zeker, deze uitslag is voor de vrouwen over het algemeen niet zoo heel gunstig. Maar, is dit niet voor een groot deel de schuld der vrouwelijke kiezers zelf? Hebben deze niet zelf een mooie gelegenheid voorbij laten gaan om te toonen, dat zij er prijs op stellen, dat meer vrouwen in de vertegenwoordigende lichamen zitting zullen nemen? Wie de resultaten ziet van onze actie onder de leuze: „Vrouwen, stemt vrouwen" en „Vrouwen, stemt democratisch", moet wel een gevoel van teleurstelling bekruipen. Maar, mag men die teleurstelling dan op deze wijze tot uiting brengen?

Is het billijk, de vrouwelijke candidaten daarvoor verantwoordelijk te stellen en haar er een verwijt van te maken, dat zij doen als zooveel duizenden andere vrouwen, zich afzijdig houden van de vrouwenbeweging? En is het rechtvaardig, omdat een bepaalde candidate niet op onze vergadering aanwezig was — wij weten immers niet, welke redenen haar daartoe kunnen hebben genoopt — nu maar onmiddellijk te zeggen: Nu stem ik niet weer op haar?

Neen, dit is niet de juiste weg. Uit deze uitlating spreekt te veel de fout, waaraan zich helaas in politiek opzicht nog zeer veel vrouwen schuldig maken. Zij hebben niet genoeg geduld, niet voldoende uithoudingsvermogen. De politieke strijd eischt niet alleen toewijding aan de eenmaal gekozen principes — een toewijding, die bestand moet zijn tegen teleurstellingen en tegenslagen — hij eischt ook een taaie volharding en een groote mate van soepelheid.

Boven aangehaalde uitlating getuigt van hetzelfde ongeduld, dat enkele vrouwen reeds nu doet wanhopen aan het succes van het vrouwenkiesrecht. Ook zij kunnen niet inzien, dat men na verloop van nog slechts betrekkelijk weinig jaren niet mag verwachten, dat reeds een algeheele omkeer teweeg gebracht kan worden. Ieder, die eenigszins op de hoogte is van den politieken strijd, die iets afweet van de geschiedenis der thans gevestigde politieke partijen — de telkens opduikende en weer verdwijnende partijtjes kunnen wij gevoegelijk buiten beschouwing laten, omdat deze in den regel geen vast omlijnd programma hebben — weet ook, dat deze in den aanvang veel moeilijkheden hadden te overwinnen en pas na verloop van vele jaren voldoenden invloed op den gang van zaken konden gaan uitoefenen. En meent men nu, dat het den vrouwen anders en beter zou vergaan? Neen, en daarom is het onrechtvaardig haar nu reeds te beschuldigen van ontrouw aan haar zaak.

Willen de vrouwen iets bereiken, dan zullen zij er zich terdege rekenschap van moeten geven, dat in de allereerste plaats onderling vertrouwen en solidariteit moeten worden betracht. Daarnaast is noodig, dat men eikaars motieven tracht te begrijpen en dat men waardeering heeft voor eens anders overtuiging. Dat brengt met zich, dat men niet onmiddellijk bij de pakken gaat neerzitten: dat brengt ook met zich, dat men niet dadelijk zich van iemand afwendt, zonder eerst te pogen een verklaring voor diens handelwijze te vinden.

Wij meenden deze woorden naar aanleiding van de hierboven genoemde uitlating niet ongesproken te mogen laten.

M. C. Bouwmeester.