gevoerd door onze presidente, mej. Piepers en door het lid van het J.W.C., mej. Reitsma.

Besloten werd, dat in het Comité, dat zich in den Haag zal vormen ter voorbereiding van een studieconferentie, uitgaande van het Intern. Comité voor vrede en ontwapening (zie voor nadere bijzonderheden, berichten binnenland) zitting zal nemen de secretaresse van het Hoofdbestuur, mej. L. Ort, terwijl ook hiervoor gevraagd zal worden de presidente van de afd. Den Haag, mevr. Ros-Vrijman.

De Vrouwelijke Kinderrechter.

Het volgende request werd door het Hoofdbestuur aan Z.E. den Minister van Justitie aangeboden, terwijl een copie hiervan aan de leden van de Tweede Kamer gestuurd werd.

Geeft eerbiedig te kennen:

De Nederlandsche Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap, gevestigd te s-Gravenhage, waarvan de statuten zijn goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 7 Januari 1931, no. 32.

dat bij Koninklijke Boodschap van 10 April 1937 een ontwerp van wet is aangekondigd, houdende wijziging van bepalingen betreffende het kinderrecht, voorkomende in het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek enz;

dat uit de Memorie van Toelichting blijkt, dat het de bedoeling is, dat het instituut van kinderrechter zich geleidelijk meer zal ontwikkelen, zoodat in den vervolge ook zaken betreffende ontheffing en ontzetting uit de ouderlijke macht of voogdij en dergelijke door de meervoudige Kamer naar den Kinderrechter ter berechting kunnen worden verwezen;

dat in de Toelichting echter tevens het standpunt wordt ingenomen, dat de Kinderrechter niet imperatief met vorengenoemde uitbreiding zijner taak moet worden belast, o.m. op de overweging, dat, al vervullen de kinderrechters over het algemeen hun taak op prijzenswaardige wijze, het niettemin bij sommige rechtbanken wel eens bezwaarlijk zou zijn rechters te vinden wier aanleg en wenschen zouden gaan in de richting van het kinderrechterschap;

dat requestrante er nu op wenscht te wijzen, dat voor deze overweging wel aanleiding bestaat zoolang men ervan uitgaat, dat een vrouw niet tot rechter, zelfs niet tot kinderrechter dient te worden benoemd, maar niet, althans veel minder, wanneer men de benoeming van vrouwen tot rechter, althans kinderrechter, wil bevorderen;

dat juist menige vrouw onder de Nederlandsche juristen door kennis, aanleg en ambitie bij uitstek geschikt zou zijn voor gezegd ambt;

dat de benoeming van dusdanige vrouwen, wier arbeid op verschillend maatschappelijk terrein ook thans reeds zoozeer tot heil strekt van staat en maatschappij, zeker zou zijn in het belang van het verwaarloosde kind;

dat reeds in 1921, bij de invoering van het Kinderrecht, door Kamerleden van verschillende richting is te kennen gegeven, dat zij de vrouw als de aangewezen rechter voor vrouwelijke en zeer jeugdige minderjarigen beschouwden en requestrante haar opvattingen gedeeld ziet door een gezaghebbend hoogleeraar als prof. Mr. F. G. Scheltema, die in 1933 een zeer belangwekkend praeadvies heeft uitgebracht voor den Nationalen Vrouwenraad van Nederland over de geschiktheid van de vrouw voor de rechterlijke macht;

dat derhalve niet-benoeming van vrouwen tot rechter in den weg staat aan de verwezenlijking van de doeleinden, welke de Regeering met vorenbedoeld wetsontwerp nastreeft en in strijd is met het algemeen belang.

Met eerbiedig verzoek, dat Uwe Excellentie moge bevorderen, dat ook vrouwen tot Kinderrechter worden benoemd.

t Welk doende enz.

namens het Hoofdbestuur voornoemd, de Presidente,

(w.g.) E. H. Piepers. de Secretaresse,

(w.g.) L. Ort.

Prijsvraag.

Er zijn enkele aardige slagzinnen binnen gekomen, maar helaas slechts uit twee afdeelingen, te weinig om de prijzen te kunnen toekennen. We zullen daarom de gelegenheid om pakkende slagzinnen in te zenden, nog open stellen tot 15 Januari. Komt, leden, doet nu eens Uw best; we hebben er veel noodig, indien wij er iedere maand één willen plaatsen.

E. H. P.

Voorbereiding Jaarvergadering.

Afdeelingen, die voorstellen hebben voor de Jaarvergadering, worden verzocht deze vóór 20 Januari in te zenden, ten einde ze in het Februari-nummer te kunnen opnemen. De afdeelingen hebben dan tijd ze in een ledenvergadering te behandelen en eventueele amendementen in te dienen.

Na 20 Januari ingekomen voorstellen, kunnen niet meer in behandeling worden genomen.