Gouda.

}. N. van Dantzig-Melles S.D.A.P. Haarlem.

A. D. L. de Clercq-van Lennep C.H.U. Mr. J. van Eck-Thiel V.D.

L. Meyboom-Broesma S.D.A.P. Haarlemmermeer.

A. Onos-Konstapel S.D.A.P. Harlingen.

B. Bogaard-Hoekstra S.D.A.P. Hilversum.

H. Straalman-Kremer S.D.A.P. Dr. G. Andreae V.D. Kampen.

A. Naberman-Akkerman S.D.A.P. Leeuwarden.

C. M. Busscher-Sjerp V.D.

B. J. van Dijk-Smit LIB. Leiden.

C. P. Braggeraar-de Does S.D.A.P. J. C. de Cler-de Bruyn S.D.A.P.

Maastricht.

A. C. Wijnandts-Louis S.D.A.P. Middelburg.

L. Weyl-Snuif V.D.

Middelharnis.

Mevr. Koert-Switters LIB.

Oosthuizen.

Mej. M. Bierman V.D.

Rotterdam.

J. Dekhuyzen-Zeehuisen S.D.A.P. A. Fortanier-de Wit LIB. Schiedam.

H. de Wilde-Bentheim S.D.A.P. Utrecht.

A. J. Wolthers-Arnolli S.D.A.P.

E. Ossendrijver-Jacobs S.D.A.P. A. A. M. Hutten R.K. Velsen.

A. V. Thomassen-Lind S.D.A.P. Vlissingen.

A. D. Hartjes-Nuland C.H.U.

Zaandam.

M. J. Everhard-Dik S.D.A.P. Zutphen.

C. H. Bot-Tienstra S.D.A.P.

A. C. W. van Broekhuizen. S.D.A.P. Zwolle.

C. C. Westenberg-Bruggemans S.D.A.P.

J. van Osch-van Dam S.D.A.P.

PARLEMENT ARIA.

Het parlementaire leven in de maand Juni is niet geheel zonder sensatie geweest. In de eerste plaats was daar het * plotseling — of eigenlijk was het niet zoo heel plotseling, zooals bij de interpellatie-Wijnkoop bleek — aftreden van minister de Wilde. Voorts bracht het rapport over de bekende zaak-Oss de noodige beroering. Bij deze beide viel wellicht de belangstelling voor de andere onderwerpen, die de Kamer had behandeld, in het niet, hoewel deze toch geenszins dit lot verdienden.

De wijziging van de Dienstplichtwet, o.m. beoogende de eerste oefening te verlengen tot maximaal twee jaar, was van ingrijpender aard, dan men misschien op het eerste gezicht zou denken. Wat, zoo zegt men, beteekent een paar maanden langer diensttijd voor de jongemannen? Hierachter zit echter meer. Een der motieven voor deze wijziging was o.a., dat bij de tegenwoordige regeling in tijden van nood vele oudere mannen, die moeilijk in huisgezin en beroep gemist kunnen worden, onder de wapenen moeten komen. Door de voorgestelde regeling zou dit aantal aanmerkelijk verlaagd kunnen worden, omdat men dan de beschikking heeft over meer jongelieden.

Hoewel de regeering de verzekering gaf van de gevraagde bevoegdheid slechts gebruik te zullen maken, wanneer de internationale

toestand daartoe noopt, waren toch tal van Kamerleden van oordeel, dat een geldigheidsduur niet gemist kon worden.

Anderen wilden verhooging van het contingent (d.w.z. verhooging van het aantal steeds onder de wapenen zijnde manschappen), desnoods gepaard met een verlenging van den eersten oefeningstijd tot maximaal 17 maanden.

Bij de behandeling van dit ontwerp kwam tevens ter sprake de vraag, of en in welke mate, de thans onder de wapenen geroepen dienstplichtigen, die moeilijk in hun maatschappelijke positie gemist kunnen worden, door werkloozen zouden kunnen worden vervangen.

Bovendien werd van een zijde bezwaar gemaakt tegen de organisatie van luchtafweer door particulieren uit eigen middelen. Dit, zoo zeide de spreker, is uitsluitend de taak van het Rijk, waaraan de overheid zich niet mag onttrekken.

Kinderbijslag.

Een der programmapunten van de R.K. Staatspartij is hulp aan de groote gezinnen. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat minister Romme met een wetsontwerp kwam, dat door de verleening van kinderbijslag een begin van uitvoering aan dit programpunt zou brengen. Er zijn ook andere partijen, die steun aan groote gezinnen redelijk vinden, doch de oplossing op andere wijze zouden willen bewerkstelligen. Zoo werd o.a. van sociaal-democratische zijde aangedrongen liever een goede