wettelijke verplichting voor die bedrijven, waar groote aantallen vrouwen en meisjes werken, om een sociale werkster aan te stellen? 3e. Welke middelen moeten worden nagestreefd en bevorderd om buiten het arbeidsmilieu om de sociale positie van het in de industrie werkende meisje te verbeteren?

A. C. Mayer-Landmann.

PARLEMENT ARIA.

Financiën.

Bij de begrooting van Financiën, die dezen keer tamelijk vlug is afgehandeld, werd telkens gezinspeeld op de komende herziening der belastingwetgeving. Er werden daarbij tal van wenschen naar voren gebracht en adviezen gegeven. Er waren Kamerleden, die wederom aandrongen op opheffing van het bankgeheim om fraude bij de belastingbetaling te voorkomen. Maar, de Minister wilde daarvan ook nu nog niet hooren, al legde hij er den nadruk op, dat bij gebleken belastingontduiking zeer streng zou worden opgetreden.

Om tegemoet te komen aan de zorgen der groote gezinnen werd aangedrongen om bij de herziening van de Inkomstenbelasting b.v. een verhoogde kinderaftrek in te voeren.

Bij de bespreking over de begrooting van Koloniën werd erop gewezen, dat de Nederlandsche regeering eenzijdig het Nederlandsche aandeel in de vlootkosten vaststelt, hetgeen naar de meening van den spreker niet juist was. De Minister antwoordde daarop, dat dit echter slechts geschiedde, nadat een uitvoerige briefwisseling met den Gouverneur-Generaal daarover was gevoerd. Bovendien was de Volksraad in de gelegenheid zijn oordeel daarover uit te spreken bij de behandeling van de betreffende begrooting. En dit lichaam, aldus de Minister, had nimmer geschroomd duidelijk zijn oordeel daaromtrent uit te spreken.

Bovendien werd er de aandacht van den minister op gevestigd, dat het niet wel te verantwoorden was, dat de belasting voor de Inheemschen, die negentig gulden en minder per jaar verdienen, wordt verhoogd resp. van ƒ 1.'— tot ƒ 1.50 en van niets tot ƒ 1.—<. De Minister zeide zelf, dat hij het onaangenaam vond, dat de Inheemsche bevolking meer belasting zou moeten gaan betalen voor den oorlog in Europa, waarvan zij niets begrijpt, maar het kon nu eenmaal niet anders.

Defensie.

Het debat over de begrooting van Defensie

nam langen tijd in beslag. Het spreekt vanzelf, dat daarbij geenszins het geheele militaire beleid in deze dagen ter sprake kon komen. De maatregelen ter beveiliging van onze neutraliteit leenen zich nu eenmaal niet voor openbare behandeling. Het debat beperkte zich dan ook tot allerlei onderdeelen, die echter alle even belangrijk zijn.

De kosten, die Defensie thans eischt, zijn ontzaggelijk hoog. De Minister deelde mee, dat de dagelijksche uitgaven voor de Mobilisatie alleen reeds ƒ 1.7 Millioen bedragen. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat van verscheidene zijden werd aangedrongen op de grootst mogelijke zuinigheid. In het algemeen, aldus oordeelde de Kamer, streeft de Minister wel daarnaar, maar hier en daar zou nog wel iets te bezuinigen zijn.

Groote aandacht werd besteed aan de lichamelijke en geestelijke verzorging der gemobiliseerden. Bij het laatste onderdeel kwamen een paar benoemingen tot veldprediker ter sprake, waarbij naar het oordeel van enkele Kamerleden niet voldoende acht geslagen is op de politieke gezindheid der benoemden. Dit debat had tot gevolg, dat de benoeming van een der predikanten later werd ingetrokken.

Ten aanzien van de kostwinnersvergoeding werd verbetering voor werkloozen en ongehuwde zelfstandigen bepleit, al had men over het algemeen waardeering voor de zaakkundige manier, waarop de Minister deze zaak had geregeld.

Aandacht werd voorts gewijd aan de beveiliging van de koopvaardijschepen, b.v. door sleepbooten met paravanes. Een geregelde voorziening van levensbehoeften voor ons volk is, aldus de betreffende spreker, evenzeer een gewichtig defensiebelang.

Ten slotte maakte de gezindheid van de N.S.B. een onderwerp van bespreking uit. Verscheidene Kamerleden zagen in het optreden dezer beweging een gevaar voor onze neutraliteit. Men drong dan ook aan op uiterste waakzaamheid.

Justitie.

Dezelfde kwestie werd ook besproken bij de behandeling van de begrooting van Justitie. Verschillende leden drongen aan op scherper toepassing van de reeds bestaande bepalingen. Zij zagen daarin meer heil dan in het in het leven roepen van nieuwe bepalingen. Zij konden zich niet losmaken van de gedachte, dat ook de rechters den ernst der feiten nog onvoldoende inzagen. Men grijpe in, voordat het te laat is.

Waardeering oogstte de Minister voor zijn verhoogde subsidieregeling voor voogdij-