met belangstelling en sympathie het werken en streven der Nederlandsche feministen hebben gadegeslagen, een goede ontvangst genoten.

De „Avondpost" maakt hierop echter een uitzondering. In een artikel „Famke gehuldigd", dat door de Javabode werd overgenomen, is de hoofdredacteur, de Heer Hans, bij het verschijnen van het boekje erg te keer gegaan tegen de Feministen. En hij spreekt van „haten". Ja, de Feministen „haten" Famke, en dat terwijl Famke „wil herstéllen wat het dogmatisch Feminisme aan de vrouw bedorven en mishandeld heeft". Zoo staat het er heusch.

Maar toch wenschte hij Famke geluk met het in het licht geven van deze „Triomf van het Wanbegrip", omdat het „een erkenning van haar invloed is en een hulde aan haar persoon

De Heer Hans moet dus in het enkele feit van de verschijning van het boekje een hulde aan Famke zien. De inhoud kan hij toch moeilijk als zoodanig opvatten. Want om zóó in een boekje te komen staan, waarin door respectabele personen van alle richtingen, als D. L. Daalder (den bekenden paedagoog), Mr. A. v. Dullemen, Mr. Dr. P. M. Franken. Anna Polak (directrice van het bureau voor Vrouwenarbeid), G. Polak Daniëls, Annie Salomons, Prof. Mr. F. G. Scheltema, G. A. Seeghers—Hoogenkamp, H. VerweyJonker, W. Weynandts Franken— Dysenrinck haar beweringen worden ontzenuwd, haar lasterlijke aantijgingen, haar verkeerde voorstellingen omtrent doel en streven der Nederlandsche feministen worden gelogenstraft, is nu niet bepaald een hulde te noemen.

Het was noodig, dat er een eind kwam aan de den feministen ten laste gelegde onwaardige motieven en handelingen, zooals Famke deed. Haar steeds driester optreden, ook in Indische periodieken, o.a. in „De Huisvrouw in Deli", heeft de ergernis van velen opgewekt.

Wij hebben in haar onsamenhangend geschrijf nooit eenig gevaar voor de feministische beweging kunnen zien, doch de aperte leugens, die

zij steeds opnieuw debiteerde, vroegen tenslotte om een weerlegging en dit is nu afdoend geschied in het verweerschrift der „Ned. Ver. voor Vrouwenbelangen en gelijk Staatsburgerschap".

Op meer dan één plaats in het Orgaan der „Vereeniging voor Vrouwenrechten", heb ik betoogd, dat Famke geen feminist is, doch antifeminist. Daarom verwondert het mij dan ook niet, dat de Heer Hans aan haar zijde staat.

Ik ken den Heer Hans uit zijn brochure, getiteld „Vrouwenkiesrecht", ongeveer in 1911 uitgegeven, waarin hij zich deed kennen als een verstokte tegenstander van de verstrekking van het stemrecht aan de vrouw, en hij toonde dit nóg te zijn door het aanheffen van een juichtoon, toen bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer, het aantal in dit college gekozen vrouwen bleek te zijn afgenomen.

Typisch, dat de Heer Hans in zijn verdediging van het Nieuw-Feminisme van Famke, spreekt over het „zoogenaamde Nieuw-Feminisme".

Inderdaad, het is slechts „zoogenaamd", want het heeft niets uitstaande met het ware feminisme. Hieromtrent heeft Famke een niet te miskennen onkunde aan den dag gelegd en in de kringen van hen, die daarvan wèl op de hoogte zijn, wie zij geen zand in de oogen kan strooien, die zich ook niet laten imponeeren door mooi klinkende woorden, doch slechts naar daden vragen, heeft Famke dan ook nooit eenig succes gehad.

Men vraagt zich herhaaldelijk af: „Waarvoor strijdt ze nu eigenlijk? Is het voor het belang van den man, wien de vrouw naar de oogen moet zien en dien zij niet mag kwetsen in zijn gevoel van eigenwaarde, door hem in een positie te plaatsen waarbij hij onder het gezag van een vrouw komt te staan, of voor de belangen van de vrouw? (Zie verslag verg. Amsterdam in „Zij" en in „De huisvrouw in Deli").

Twijfel omtrent doel en streven van het zoogenaamde Nieuw-Feminisme" (om de woorden van den Heer Hans te gebruiken) heeft dan ook