kerk heeft teruggenomen, nog eer het in behandeling was gebracht.

Zoo handelden de vrouwen, toen zij nog rechteloos waren, hare burgerschapsrechten nog misten. Thans heeft de Nederlandsche Vrouw haar burgerschapsrechten maar dus ook den plicht ze te handhaven, ze te verdedigen, ze te gebruiken. Moge daarom thans nog eens klinken een kort en krachtig: „Wij, vrouwen van Nederland, wij willen die dingen nu eenmaal niet!"

Urgentie Voorstel, ingediend tdoor Mevr. Stïbbe-Knoch. „De Vereen, voor Vr. Bel. en gelijk Staatsburgerschap besluite, in verband met de aanstaande verkiezingen voor den Volksraad in Ned.-Indië (1935), waarvoor de candidaatstelling reeds 19 Juni zal plaats vinden —, een request in te dienen aan den Gouverneur-Generaal van Ned.- Indië om, — met het oog op de groote belangen, daaraan verbonden, — een of twee vrouwen (een Hollandsche en een Inheemsche) te benoemen voor den Volksraad".

Toelichting. In den Volksraad in Ned.-Indië, die in 1918 werd ingesteld, kunnen mannen en vrouwen gekozen of door den Gouv.Gen. benoemd worden.

Kiezers zijn alleen mannen; vrouwen hebben noch actief, noch passief kiesrecht (behoudens het passieve kiesrecht voor den Volksraad).

Toen de vrouwen in 1918 in Nederland het kiesrecht kregen, dachten de Holl. vrouwen in Indië, dat zij nu vanzelf-sprekend ook in Indië het kiesrecht zouden verkrijgen. Dit is gebleken een mis-gedachte te zijn geweest.

Wel werd er in 1924 (dus 6 jaar later) van Regeeringswege een voorstel ingediend aan den Volksraad om de vrouw in Indië het actieve en passieve kiesrecht te geven voor de gemeenteraden enz., maar de Volksraad verwierp het regeeringsvoorstel en voegde (1'histoire se répete) in de betreffende ontwerp-ordonnantie het woordje „mannelijk" in, waardoor de vrouwen, wat het kiesrecht betreft, absoluut werden buitenge¬

sloten (behoudens bovengenoemde uitzondering).

Gelukkig kon de Volksraad de vrouw niet uitsluiten van het passieve kiesrecht voor dien Raad, omdat de hoogere wetgever, de Rijswetgever in Nederland, haar dit recht had toegekend.

Waar de Gouvs.-Generaal van het recht van benoeming van leden voor den Volksraad gebruik maakten om verschillende groepen, z.a. onder andere de vertegenwoordiging van locale raden te versterken, of om andere groepen zooals de Christelijken, de Sociaal Democraten, Nationalisten enz., die niet gekozen waren, er in te brengen, werd aan de vrouwen geen plaats gegeven; ook niet, toen in 1925 het aantal leden van den Volksraad werd uitgebreid met 12. Van dat gunstige moment had de Regeering, daarop gewezen door de Ver. van Vrouwenkiesrecht, gebruik kunnen maken om, zonder dat een man van zijn plaats behoefde op te staan, de vrouwen recht te doen.

Onder voorgeven, dat van de belangstelling onder de vrouwen niet voldoende gebleken was, heeft men het verzoek van de Ver. van Vrouwenkiesrecht namens vele Europeesche en Inheemsche vrouwen gedaan, om vooral ook eene vrouw te benoemen, terzijde gelegd.

Men bespeurt ook hierbij weer een meten met twee maten. Toen de mannen in Indië, een kleine dertig jaar geleden het kiesrecht kregen, voor zoover dat gegeven werd, was er van eenig verlangen naar kiesrecht van der mannen kant niets gebleken, en later in 1918 werd ook de Volksraad ongevraagd ingesteld.

Sinds 1925 dienden telkens opnieuw de vrouwen een verzoek in om een haar toekomend, wettelijk vastgesteld recht, het recht om in den Volksraad benoemd te worden, tot gelding te brengen; steeds met negatief resultaat.

Wordt het geen tijd, dat de vrouwen hier in Holland hare zusters in

Indië steunen?

Naar mijn meening, moet onze Vereeniging, die altijd op de bres staat om de belangen der vrouwen te verdedigen, haar arbeidsveld ook uit-