een dergelijk huwelijk, vooral bij toekomstig vertrek naar het Oosten, voortspruiten.

Aan

Mevrouw J. A. Verhaart-Bodderij, Secretaresse v/h Hoofdbestuur der Vereeniging voor Vrouwenrechten.

Hooggeachte Mevrouw,

In antwoord op uw schrijven van 18 December meld ik U, dat het H.B. zeer sympatiek staat tegenover het denkbeeld van Uw Hoofdbestuur. Wij hebben ons gewend tot eenige vereenigingen, die zich speciaal ten doel stellen de belangen te behartigen van het jonge meisje, de Ver. Onderlinge Vrouwenbescherming, en de Ver. tot verhooging van het zedelijk bewustzijn. Wij meenden, dat een gezamenlijk opgaan voor deze zaak meer invloed zou hebben. Van de eerste Ver. kregen wij bericht, dat deze eerst meerdere inlichtingen wilde inwinnen bij bevoegde instanties, maar dat zij niet afkeerig tegenover het idee om in deze zaak iets te doen, stond. Van de 2de kregen wij een schrijven waarin gemeld werd, dat het H.B. gaarne adhaesie aan een te ondernemen actie wilde betuigen. Van de laatste ontvingen wij een uitgebreid dossier, waaruit blijkt dat in deze vereeniging de zaak reeds in 1930 ter sprake is geweest, naar aanleiding van een brief van de afdeeling Bandoeng van deze vereeniging. Dit dossier heb ik op het oogenblik in mijn bezit en zal ik permissie vragen afschriften te mogen maken, dan kan ik u die toezenden, dan kunt U daar kennis van nemen.

In elk geval kan Uw bestuur er van overtuigd zijn, dat ons H.B. zijn aandacht aan deze zaak zal geven.

Met beleefde groeten Hoogachtend, (w.g.) Van Braam Houckgeest Schroot Secretaresse.

HUWELIJKSPROBLEMEN IN N. W. CANADA.

Indiaanschen Vrouwen wordt vaak onrecht gedaan.

Voor de Vrouwenclub van Toronto (Canada) heeft professor W. Stewart Wallace, bibliothecaris van de universiteit van Toronto, 28 December j.1. een lezing gehouden over de pelshandelaars in het Noordwesten en de Indiaansche vrouwen.

Vooral de vroeger veelvuldig uit Oost-Canada naar het Westen reizende Schotsche houthandelaars, hadden dikwijls Indiaansche vrouwen. Al te serieus schijnen zij deze huwelijken niet te hebben opgevat, want velen hunner volgden het voorbeeld van sir Alexander Mackenzie, die zijn Indiaansche in Saskatchewan achterliet en naar Schotland terugkeerde, waar hij met een vrouw uit den Schotschen adel trouwde.

Een andere bekende pelshandelaar nam zijn Indiaansche vrouw mee naar Montreal, doch toen bleek dat zij zich niet bij de Westersche beschaving kon aanpassen, liet hij haar naar haar geboortestreek terugbrengen en trouwde een andere vrouw. Na zijn dood maakte de Indiaansche aanspraak op een deel van zijn nalatenschap en de zaak werd doorgezet tot voor het hoogste gerechtshof, dat het huwelijk met de Indiaansche echter nietig verklaarde.

Andere pelshandelaars lieten op hun eigen grond een woning voor hun Indiaansche vrouw neerzetten, waarna zij zich op hetzelfde gebied vestigden met hun blanke vrouw.

In tal van gevallen leefden de mannen, die dergelijke huwelijken sloten, echter gelukkig met hun Indiaansche vrouw, en vooral tegenwoordig behoort dit tot de meest voorkomende gevallen, aangezien de Indiaansche vrouwen van thans reeds vóór haar huwelii'k met een blanke, zich meestal volkomen aan de Westersche beschaving hebben aangepast.

„Locomotief