gen op het oog heeft waarmede rekening dient te worden gehouden. Als echter het geachte lid had gezegd, dat die vooraanstaande vrouwen uit de vrouwenbeweging niet waren tegen een vrouw in den Volksraad, doch tegen mevr. Razoux Schultz, dan was het aannemelijker, begrijpelijker geweest. Dit is immers ook geuit door den voorzitter van de I. K. P., den heer Kerstens, in zijn openingsrede van den Partijdag der I. K. P. te Malang.

Volgens het Soerabaiaasch Handelsblad van 17 Juni j.1. had de heer Kerstens het over „de gloednieuwe noviteit". Men — de I.K.P. dus — had — schreef men in het Soerabaiaasch Handelsblad — niets tegen mevrouw Razoux Schultz, men vond echter een vierde Katholiek lid of anders bijv. een Katholieke dame urgenter. U begrijpt, Mijnheer de Voorzitter, dat meerdere vereenigingen gedacht zullen hebben als de I.K.P., namelijk, dat zij niets tegen mevrouw Razoux Schultz hebben, doch gaarne een eigen keuze hadden gedaan. Deze omstandigheid maakt myn positie hier niet gemakkelijker. Uit de courantenberichten vernam ik echter, dat het met vele heeren ook zoo gegaan is, namelijk dat ook hun benoeming dikwijls minder gewenscht werd geoordeeld door anderen en soms zelfs door de eigen groepen. Daar moeten wij echter boven zien te staan. De Regeering verwacht dit althans van ons.

Wat betreft de van inheemsche zijde gemaakte opmerking, dat men aan de benoeming eener vrouw in den Volksraad in de toekomst het perspectief verbonden ziet voor benoemingen ook van vrouwen van andere landaarden, hiertegen zal mijns inziens in de toekomst ook geen bezwaar bestaan.

Ik vestig er echter de aandacht op, die landaarden naar mijn meedan eerst zal dienen te worden -'•-treefd naar een gewijzigde verhouding tusschen man en vrouw. De huidipe verhouding in de samenleving tusschen man en vrouw o.a. in de inheemsche en de Chineesche gemeenschap is er, voor zoover mij bekend, byv. een, waarin, in algemeenen zin gesproVen, de vrouw een ondergeschikte plaats inneemt. (Wat het huwelijksgoederenrecht betreft, is dit niet altijd het geval. Red.).

(De heer Kan: Niet altjjd).

Ik spreek in algemeenen zin. Gelijkwaardigheid in de beteekenis, die er in de Europeesche samenleving tusschen man en vrouw heerscht, zou dus naar mijn meening vooraf dienen te gaan.

Gelukkig, dat in de laatste jaren ook de inheemsche en Chineesche vrouwen zich meer zelfbewust worden, zich meer toeleggen op ontwikkeling en zich gaan interesseeren voor sociale vraagstukken.

Met belangstelling vernam ik dan ook van de prijaji-groep — die de benoeming van een vrouw in den Volksraad zeer toejuichte — dat deze in de dessa reeds passief en actief kiesrecht heeft voor de vrouw en dat vrouwen reeds in openbare desacolleges zitting hebben. Dit te vernemen heeft mij te meer genoegen gedaan, omdat hieruit blijkt, dat in de prijajigroep althans de vrouw reeds als gelijkwaardige aan den man wordt beschouwd, terwijl uit het voorgaande vervolgens duidelijk naar voren is gekomen, dat deze groep het niet alleen toejuicht, maar het bepaald wenschelijk oordeelt, dat vrouwen in openbare colleges zitting hebben, daarmede dus te kennen gevende, dat het in bepaalde gevallen van belang kan zijn, dat de vrouw ook van haar kant de aan de orde komende vraagstukken belicht.

Ik spreek hier speciaal van „belichten", omdat het naar mijn meening inzonderheid de taak van de vrouw die in openbare colleges optreedt, zal zijn, om niet direct verschillende onderwerpen te „behandelen", als wel om haar inzichten over bepaalde specifieke vrouwenbelangen naar voren te brengen waardoor misschien in bepaalde gevallen de heeren een ander — en laten wij hopen een beter — inzicht in die gevallen zullen krijgen.

Het verheugt mij daarom, dat de prijajibond blijkbaar niet de zienswijze deelt van een ander geacht lid dat, naar ik vernam — misschien schertsend — opmerkte, dat de mannen de specifiek vrouwelijke en de sociale belangen toch ook best kunnen behartigen. Zonder dit laatste direct te ontkennen, hoop ik, dat met eenigen goeden wil al mijn geachte medeleden met my zullen inzien, dat de mannen met behulp van de vrouwen, dus tezamen, deze belangen nog beter zullen kunnen behartigen.